--BUTCH--
Een goede voorbereiding is het halve werk, daar ging ik vanuit. Dus in Nederland had ik al geïnformeerd wie me wegwijs kon maken om goed beslagen ten ijs te komen. Begonnen in Den Haag om de nodige papieren te verzorgen en aan de ambassadeur verteld wat mijn bedoelingen waren. In goed Engels maar geen woord Nederlands verwees hij me naar Rotterdam waar een afgevaardigde als commercieel attaché een diplomatieke post had.
In het Groothandelsgebouw vond ik een verdieping waar een Filipino druk in de weer was met dozen en buro-meubilair. Zwetend bood hij zijn excuus aan voor het ongemak en stelde zich voor als Butch Romualdez. Op dat moment zei die naam me niets.. Zijn zware basstem vulde het halflege kantoor, vooral wanneer hij aan de telefoon Tagalog (Phil.taal) sprak en soms bulderend schaterde. Tussen al zijn activiteiten door deed hij zijn verhaal en gaf veel persoonlijke informatie weg. Zijn gezin, zijn huis in Wassenaar, zijn kinderen die hier op een internationale school zaten. Gaandeweg, nadat hij ook mijn verhaal gehoord had, werd hij enthousiaster en zat de ene brief na de andere te typen. Druk baasje dacht ik, totdat bleek dat hij die brieven voor míj zat te typen.... Zeker vier of vijf brieven aan diverse instanties waar ik kon aankloppen, zoals een schrijven aan de NBI en de PAJA die hij mijn expertise als judoleraar recommandeerde. Ook een aantal brieven aan persoonlijke vrienden en familie mocht ik ontvangen met het verzoek om wat pakketten voor hen mee te nemen.
Ik was verrast door de snelheid waarmee hij een soort vriendschap tussen ons neerzette, hij maakte geen aanstalten om me uit zijn kantoor te zetten en gebaarde tussen de diverse telefoontjes door dat ik gerust een kijkje mocht nemen bij al de Philippijnse produkten die op zijn verdieping stonden uitgestald. Er stond flink wat materiaal wat hij aan het promoten was, bamboe en rotan meubelen, kledingstukken, voedingsmiddelen waaronder veel fruit in blik en nog veel meer.
Butch had zijn telefoontjes afgerond en baste in mijn richting: ....“Hé Burt come here “... Hij had nog twee epistels voor me getypt, één aan de gouverneur van Laguna en de andere aan de gouverneur van Abra, een provincie helemaal in het noorden van Luzon waarheen ik een trip geplanned had. Mijn opdracht hierheen was om een Nederlandse order voor sate-stokjes aan te bieden en een prijsopgave voor een grote productie hiervan.. Ook in een andere noordelijke provincie had Butch wat voor me te doen, hij begon dan met kleurrijke verhalen over dat gebied en wat er allemaal gedaan werd en spoorde me vervolgens aan om daarheen een reisje te maken om al dat moois in ogenschouw te nemen, om er dan vervolgens achteraan te voegen dat hij daar wel iemand kende waar ik een tussenstop kon maken. Daar knoopte hij dan pragmatisch, meteen een soort boodschap aan vast waardoor ik een reden had om er aan te kloppen.
Butch, officieel Norberto 3de , had het vaak over zijn overleden vader, (Norberto 2de dus), en diens zus tante Imelda waar hij het niet zo mee kon vinden. Toen pas viel bij mij het kwartje en had ik door dat “aunt Imelda” the first lady van de Philippijnen was, de echtgenote van president Ferdinand Marcos... en ik zou haar later nog ontmoeten ook, niet lang voordat ze haar paleis met haar duizenden schoenen moest ontvluchten, opgejaagd door het opstandige volk.
Ik heb zo een aantal bezoeken afgelegd op zijn kantoor, maar ook in zijn huis in Wassenaar, toen hij last had van zijn rug en ik hem een behandeling heb gegeven.
Inmiddels had ik er ook kennis gemaakt met een medewerker van hem, John Mullin die voor een kort bezoek in Rotterdam was om er orders binnen te slepen. Hij zou een week ná mij teruggaan naar Manila. Ik had hem al een keer op sleeptouw genomen naar de Deltawerken en wat andere bezienswaardigheden en voor de lunch bij mijn vader thuis uitgenodigd. Hij beloofde na zijn aankomst in Manila contact met me op te nemen en op zijn beurt mij een tour te geven. En die belofte heeft hij ruimschoots ingelost.
Met 25 kg teveel bagage ging ik aan boord van Philippines Air Lines en begon aan een groot avontuur.
-----
Al sinds 1975, toen ik voor het eerst naar Azië vloog om in Tokyo een judo-stage te volgen, is de route weer anders geweest. Hoe minder stops onderweg, hoe duurder het vliegticket. Zo had KLM een rechtstreekse vlucht naar Tokyo voor f 5000,-, terwijl Singapore Air Lines en PAL het voor f 1200,- deden. Die vluchten duurden aanzienlijk langer omdat er diverse tussenstops werden gemaakt, wat mij in het begin tegenviel toen we na het opstijgen van Schiphol vrijwel direct weer daalden en Brussel aandeden. Mensen eruit, mensen erin en weer de lucht in.
Ja, eventjes maar, want in Genève stonden er ook allerlei nationaliteiten klaar om te boarden. In Amman, Jordanië overstappen naar Bahrein en vandaar naar Bangkok, Hongkong, Singapore of Manila. Op zo'n manier ben je 24 uur onderweg voordat Japan in zicht is.( En aangekomen in Tokyo ging er ook nog wel enige tijd overheen voordat de plaats van bestemming was bereikt. )
In die tijd had ik er totaal geen problemen mee, want met een open ticket kon ik bij sommige stops uitstappen en de reis na een aantal dagen of weken voortzetten. Als je geen haast hebt is dat ideaal en kom je nog eens ergens.
Ik verkaste al snel van het bijzonder dure Okura-hotel naar een meer betaalbaarder verblijf. Hilltop was te doen en ik zat zó in de Metro naar het station 'Ocha no mitsu' waar ik moest uitstappen om bij het Kodokan-institute aan te komen. Het was bijzonder opletten bij elke halte omdat alles in het Japanse schrift was weergegeven en dat lijkt op huisjes en boompjes....
Een goede voorbereiding is het halve werk, daar ging ik vanuit. Dus in Nederland had ik al geïnformeerd wie me wegwijs kon maken om goed beslagen ten ijs te komen. Begonnen in Den Haag om de nodige papieren te verzorgen en aan de ambassadeur verteld wat mijn bedoelingen waren. In goed Engels maar geen woord Nederlands verwees hij me naar Rotterdam waar een afgevaardigde als commercieel attaché een diplomatieke post had.
In het Groothandelsgebouw vond ik een verdieping waar een Filipino druk in de weer was met dozen en buro-meubilair. Zwetend bood hij zijn excuus aan voor het ongemak en stelde zich voor als Butch Romualdez. Op dat moment zei die naam me niets.. Zijn zware basstem vulde het halflege kantoor, vooral wanneer hij aan de telefoon Tagalog (Phil.taal) sprak en soms bulderend schaterde. Tussen al zijn activiteiten door deed hij zijn verhaal en gaf veel persoonlijke informatie weg. Zijn gezin, zijn huis in Wassenaar, zijn kinderen die hier op een internationale school zaten. Gaandeweg, nadat hij ook mijn verhaal gehoord had, werd hij enthousiaster en zat de ene brief na de andere te typen. Druk baasje dacht ik, totdat bleek dat hij die brieven voor míj zat te typen.... Zeker vier of vijf brieven aan diverse instanties waar ik kon aankloppen, zoals een schrijven aan de NBI en de PAJA die hij mijn expertise als judoleraar recommandeerde. Ook een aantal brieven aan persoonlijke vrienden en familie mocht ik ontvangen met het verzoek om wat pakketten voor hen mee te nemen.
Ik was verrast door de snelheid waarmee hij een soort vriendschap tussen ons neerzette, hij maakte geen aanstalten om me uit zijn kantoor te zetten en gebaarde tussen de diverse telefoontjes door dat ik gerust een kijkje mocht nemen bij al de Philippijnse produkten die op zijn verdieping stonden uitgestald. Er stond flink wat materiaal wat hij aan het promoten was, bamboe en rotan meubelen, kledingstukken, voedingsmiddelen waaronder veel fruit in blik en nog veel meer.
Butch had zijn telefoontjes afgerond en baste in mijn richting: ....“Hé Burt come here “... Hij had nog twee epistels voor me getypt, één aan de gouverneur van Laguna en de andere aan de gouverneur van Abra, een provincie helemaal in het noorden van Luzon waarheen ik een trip geplanned had. Mijn opdracht hierheen was om een Nederlandse order voor sate-stokjes aan te bieden en een prijsopgave voor een grote productie hiervan.. Ook in een andere noordelijke provincie had Butch wat voor me te doen, hij begon dan met kleurrijke verhalen over dat gebied en wat er allemaal gedaan werd en spoorde me vervolgens aan om daarheen een reisje te maken om al dat moois in ogenschouw te nemen, om er dan vervolgens achteraan te voegen dat hij daar wel iemand kende waar ik een tussenstop kon maken. Daar knoopte hij dan pragmatisch, meteen een soort boodschap aan vast waardoor ik een reden had om er aan te kloppen.
Butch, officieel Norberto 3de , had het vaak over zijn overleden vader, (Norberto 2de dus), en diens zus tante Imelda waar hij het niet zo mee kon vinden. Toen pas viel bij mij het kwartje en had ik door dat “aunt Imelda” the first lady van de Philippijnen was, de echtgenote van president Ferdinand Marcos... en ik zou haar later nog ontmoeten ook, niet lang voordat ze haar paleis met haar duizenden schoenen moest ontvluchten, opgejaagd door het opstandige volk.
Ik heb zo een aantal bezoeken afgelegd op zijn kantoor, maar ook in zijn huis in Wassenaar, toen hij last had van zijn rug en ik hem een behandeling heb gegeven.
Inmiddels had ik er ook kennis gemaakt met een medewerker van hem, John Mullin die voor een kort bezoek in Rotterdam was om er orders binnen te slepen. Hij zou een week ná mij teruggaan naar Manila. Ik had hem al een keer op sleeptouw genomen naar de Deltawerken en wat andere bezienswaardigheden en voor de lunch bij mijn vader thuis uitgenodigd. Hij beloofde na zijn aankomst in Manila contact met me op te nemen en op zijn beurt mij een tour te geven. En die belofte heeft hij ruimschoots ingelost.
Met 25 kg teveel bagage ging ik aan boord van Philippines Air Lines en begon aan een groot avontuur.
-----
Al sinds 1975, toen ik voor het eerst naar Azië vloog om in Tokyo een judo-stage te volgen, is de route weer anders geweest. Hoe minder stops onderweg, hoe duurder het vliegticket. Zo had KLM een rechtstreekse vlucht naar Tokyo voor f 5000,-, terwijl Singapore Air Lines en PAL het voor f 1200,- deden. Die vluchten duurden aanzienlijk langer omdat er diverse tussenstops werden gemaakt, wat mij in het begin tegenviel toen we na het opstijgen van Schiphol vrijwel direct weer daalden en Brussel aandeden. Mensen eruit, mensen erin en weer de lucht in.
Ja, eventjes maar, want in Genève stonden er ook allerlei nationaliteiten klaar om te boarden. In Amman, Jordanië overstappen naar Bahrein en vandaar naar Bangkok, Hongkong, Singapore of Manila. Op zo'n manier ben je 24 uur onderweg voordat Japan in zicht is.( En aangekomen in Tokyo ging er ook nog wel enige tijd overheen voordat de plaats van bestemming was bereikt. )
In die tijd had ik er totaal geen problemen mee, want met een open ticket kon ik bij sommige stops uitstappen en de reis na een aantal dagen of weken voortzetten. Als je geen haast hebt is dat ideaal en kom je nog eens ergens.
Ik verkaste al snel van het bijzonder dure Okura-hotel naar een meer betaalbaarder verblijf. Hilltop was te doen en ik zat zó in de Metro naar het station 'Ocha no mitsu' waar ik moest uitstappen om bij het Kodokan-institute aan te komen. Het was bijzonder opletten bij elke halte omdat alles in het Japanse schrift was weergegeven en dat lijkt op huisjes en boompjes....
Natuurlijk liet ik Bangkok niet lopen. Uitstappen en de stad in. De coconut-jungletocht per boot over de rivieren, krokodillen-kwekerijen en werkende olifanten in het uiterste noorden van het land, bij Chiang Mai, in de 'gouden driehoek' bij Cambodja, waar de opiumproductie dé bron van inkomsten is.
Een paar uur gaans van Bangkok, langs de rivier de 'Kwai', staat een monument van een locomotief op een stuk verwrongen rails, ter nagedachtenis aan de krijgsgevangenen die hier tijdens de tweede wereldoorlog van de Japanners bruggen moesten bouwen waarover spoorrails werden gelegd. De brug die (door David Niven in de film-versie) werd opgeblazen, is later op een iets andere plaats herbouwd.
Hier, 10 december 1975 had ik niet kunnen bevroeden dat ik 14 jaar later in een vervolg op deze beroemde film zou meespelen....
Maar goed, deze vlucht wilde ik zo snel mogelijk achter de rug hebben. Ik wilde aan de slag in Manila. Ieder oponthoud was me te veel en ik kon niet wachten om na méér dan 20 uur in de 747 weer op MIA (Manila International Airport) te landen. Ik kende de procedures en wist op een goedkopere manier dan de taxi naar het centrum te komen. Eerst een bus of jeepney naar Baclaran, en vandaar via Roxas blvd. naar m'n hotel in Mabinistreet.
Het is toch altijd weer een apart gevoel om na een verblijf in het westen, weer voet op tropische bodem te zetten. Het is niet alleen het verschil in temperatuur maar ook de geur die in alle grote metropools in deze streken schijnt te hangen. Vooral in Bangkok kreeg ik altijd het gevoel dat er net voor ons een vuilniswagen was geland met de deuren wagenwijd open. In het regenseizoen was dat een stuk minder en spoelden de rioleringsbuizen met hun verrotte inhoud goed door. (Bij te veel regen begon de troep weer op straat te drijven.) Manila had ook zo z'n eigen geurtjes...
Ik had ook al snel door dat het eten in de kleine sari-sari stores goed te doen was en spotgoedkoop bovendien. Na het parkeren van mijn spulletjes in de hotelkamer, was het dan ook vliegensvlug naar Santa Monicastreet voor een fles San Miguel en een hap voer. Ik wist inmiddels minstens tien woorden in het Tagalog en voelde me al een echte 'Pinoy', wanneer ik na het eten tegen de bediening kon zeggen: 'masarap ang kumain', wat betekende dat ik het lekker had gevonden.
--
De andere dag besloot ik vroeg een plan de campagne te maken en alle brieven op adressering te ordenen. De verste onderop en die voor in de buurt bovenop. Op een plattegrond van Manila ( die na maanden gebruik op den duur helemaal kapotgevouwen zou zijn ) kon ik me oriënteren. Ik had ook een brief bij me voor attorney Emil Ong, assemblyman en hoofd van de NFA, the National Food Autority; die had ik als tweede gelegd. Bovenop een schrijven aan Joly Bugarin, hoofd van de NBI, the National Bureau of Investigation, waarvan het hoofdkwartier op Taft Avenue, op loopafstand lag. Zo ongewild hadden al deze afkortingen best wel indruk op me gemaakt en liep ik toch met een vlinderig gevoel richting Taft.
Het gebouw op zich was ook wel imposant en de bewaking idem.
Zomaar naar binnenlopen was er niet bij. Het was er eigenlijk best druk en ik hoopte maar dat ze niet allemaal voor Bugarin kwamen. Iedereen moest zich melden, een vriendelijke sfeer hing er niet. Ik was de enige niet-filipino en werd er dan ook vrij snel uitgepikt. De (gewapende) bodyguards hadden een niet mis te verstane air over zich, dat zich uitte in hooghartig gedrag naar alle bezoekers. Zij hadden het voor het zeggen, dat was duidelijk. Toen ik vertelde dat ik voor de baas zelf kwam, moesten ze het naadje van de kous weten en lazen zelfs de brief die ik van Butch voor hem had meegekregen. “So you are a Martial Arts instructor?”, wilden ze weten.
“Ja,” blufte ik, “ik kom jullie lesgeven”.
Ze waren zichtbaar onder de indruk en wilden meer van me weten. Ik liet weinig los en maakte hen duidelijk dat ik voor hun baas kwam en met hém de details wenste door te nemen. Een boodschapper ging naar binnen en opende na enkele ogenblikken de deur om mij naar binnen te wenken. Uiteraard kwam ik niet zonder fouillering het vertrek in.
De man zat erbij zoals zijn naam deed vermoeden, achter een véél te groot buro in een véél te groot vertrek in een fauteuil die inderdaad ook te groot was, hoewel hij een aanzienlijk postuur had. Het was hem goed aan te zien dat hij niets tekort kwam. Vanaf zijn verhoogde platform keek hij neer op bezoekers die op eerbiedwaardige afstand plaats mochten nemen. Nadat ik mijn verhaaltje verteld had, wuifde hij met een pauselijk gebaar naar één van zijn discipelen om de brief van mij in ontvangst te nemen.
Nadat hij hem had gespeld en van alle kanten had bekeken, mocht ik dichterbij plaatsnemen. Hij was geïnteresseerd of ik ze “disarming technics” kon leren en of ik een training kon geven die iets deed aan de “fat bellies”. Ik probeerde gevat antwoord te geven en zei hem dat hij mee kon trainen. Á la minute was ik uit de gratie en werd het gesprek afgerond. Ik werd verwezen naar een -ondergod- die over de sport ging. Er valt niet te spotten met jongens die 'n -I- in hun logo hebben.!!!
Ik kreeg een begeleider mee en betrad hun heiligdommen. Nog geen deur verder was alle poeh-ha verdwenen, en zaten er 'gewone' mensen kantoorwerk te doen. Stoffige, rokerige- en telefonerende onverstaanbare Aziaten. Na al die drukte kwamen we wat dieper in de catacomben bij de NBI-gym, waar een serene rust hing. De afgelegen positie van de vertrekken, de stilte en de muffe geur waar duidelijk het ingrediënt transpiratie aan ontbrak, deden mij vermoeden dat het met de sportiviteit van de heren slecht gesteld was. Mijn begeleider riep een naam of titel en er kwam iemand opdagen uit een van de kantoortjes. Voor het eerst sinds ik binnen was schudde iemand mij de hand. Hij stelde zich voor als: ”Mr. Amisola, instructor of the NBI and 3rd dan black belt”, terwijl hij mij zijn kaartje gaf.
Ik stelde me voor, met de toevoeging: “chief instructor of the IBF and the
Een paar uur gaans van Bangkok, langs de rivier de 'Kwai', staat een monument van een locomotief op een stuk verwrongen rails, ter nagedachtenis aan de krijgsgevangenen die hier tijdens de tweede wereldoorlog van de Japanners bruggen moesten bouwen waarover spoorrails werden gelegd. De brug die (door David Niven in de film-versie) werd opgeblazen, is later op een iets andere plaats herbouwd.
Hier, 10 december 1975 had ik niet kunnen bevroeden dat ik 14 jaar later in een vervolg op deze beroemde film zou meespelen....
Maar goed, deze vlucht wilde ik zo snel mogelijk achter de rug hebben. Ik wilde aan de slag in Manila. Ieder oponthoud was me te veel en ik kon niet wachten om na méér dan 20 uur in de 747 weer op MIA (Manila International Airport) te landen. Ik kende de procedures en wist op een goedkopere manier dan de taxi naar het centrum te komen. Eerst een bus of jeepney naar Baclaran, en vandaar via Roxas blvd. naar m'n hotel in Mabinistreet.
Het is toch altijd weer een apart gevoel om na een verblijf in het westen, weer voet op tropische bodem te zetten. Het is niet alleen het verschil in temperatuur maar ook de geur die in alle grote metropools in deze streken schijnt te hangen. Vooral in Bangkok kreeg ik altijd het gevoel dat er net voor ons een vuilniswagen was geland met de deuren wagenwijd open. In het regenseizoen was dat een stuk minder en spoelden de rioleringsbuizen met hun verrotte inhoud goed door. (Bij te veel regen begon de troep weer op straat te drijven.) Manila had ook zo z'n eigen geurtjes...
Ik had ook al snel door dat het eten in de kleine sari-sari stores goed te doen was en spotgoedkoop bovendien. Na het parkeren van mijn spulletjes in de hotelkamer, was het dan ook vliegensvlug naar Santa Monicastreet voor een fles San Miguel en een hap voer. Ik wist inmiddels minstens tien woorden in het Tagalog en voelde me al een echte 'Pinoy', wanneer ik na het eten tegen de bediening kon zeggen: 'masarap ang kumain', wat betekende dat ik het lekker had gevonden.
--
De andere dag besloot ik vroeg een plan de campagne te maken en alle brieven op adressering te ordenen. De verste onderop en die voor in de buurt bovenop. Op een plattegrond van Manila ( die na maanden gebruik op den duur helemaal kapotgevouwen zou zijn ) kon ik me oriënteren. Ik had ook een brief bij me voor attorney Emil Ong, assemblyman en hoofd van de NFA, the National Food Autority; die had ik als tweede gelegd. Bovenop een schrijven aan Joly Bugarin, hoofd van de NBI, the National Bureau of Investigation, waarvan het hoofdkwartier op Taft Avenue, op loopafstand lag. Zo ongewild hadden al deze afkortingen best wel indruk op me gemaakt en liep ik toch met een vlinderig gevoel richting Taft.
Het gebouw op zich was ook wel imposant en de bewaking idem.
Zomaar naar binnenlopen was er niet bij. Het was er eigenlijk best druk en ik hoopte maar dat ze niet allemaal voor Bugarin kwamen. Iedereen moest zich melden, een vriendelijke sfeer hing er niet. Ik was de enige niet-filipino en werd er dan ook vrij snel uitgepikt. De (gewapende) bodyguards hadden een niet mis te verstane air over zich, dat zich uitte in hooghartig gedrag naar alle bezoekers. Zij hadden het voor het zeggen, dat was duidelijk. Toen ik vertelde dat ik voor de baas zelf kwam, moesten ze het naadje van de kous weten en lazen zelfs de brief die ik van Butch voor hem had meegekregen. “So you are a Martial Arts instructor?”, wilden ze weten.
“Ja,” blufte ik, “ik kom jullie lesgeven”.
Ze waren zichtbaar onder de indruk en wilden meer van me weten. Ik liet weinig los en maakte hen duidelijk dat ik voor hun baas kwam en met hém de details wenste door te nemen. Een boodschapper ging naar binnen en opende na enkele ogenblikken de deur om mij naar binnen te wenken. Uiteraard kwam ik niet zonder fouillering het vertrek in.
De man zat erbij zoals zijn naam deed vermoeden, achter een véél te groot buro in een véél te groot vertrek in een fauteuil die inderdaad ook te groot was, hoewel hij een aanzienlijk postuur had. Het was hem goed aan te zien dat hij niets tekort kwam. Vanaf zijn verhoogde platform keek hij neer op bezoekers die op eerbiedwaardige afstand plaats mochten nemen. Nadat ik mijn verhaaltje verteld had, wuifde hij met een pauselijk gebaar naar één van zijn discipelen om de brief van mij in ontvangst te nemen.
Nadat hij hem had gespeld en van alle kanten had bekeken, mocht ik dichterbij plaatsnemen. Hij was geïnteresseerd of ik ze “disarming technics” kon leren en of ik een training kon geven die iets deed aan de “fat bellies”. Ik probeerde gevat antwoord te geven en zei hem dat hij mee kon trainen. Á la minute was ik uit de gratie en werd het gesprek afgerond. Ik werd verwezen naar een -ondergod- die over de sport ging. Er valt niet te spotten met jongens die 'n -I- in hun logo hebben.!!!
Ik kreeg een begeleider mee en betrad hun heiligdommen. Nog geen deur verder was alle poeh-ha verdwenen, en zaten er 'gewone' mensen kantoorwerk te doen. Stoffige, rokerige- en telefonerende onverstaanbare Aziaten. Na al die drukte kwamen we wat dieper in de catacomben bij de NBI-gym, waar een serene rust hing. De afgelegen positie van de vertrekken, de stilte en de muffe geur waar duidelijk het ingrediënt transpiratie aan ontbrak, deden mij vermoeden dat het met de sportiviteit van de heren slecht gesteld was. Mijn begeleider riep een naam of titel en er kwam iemand opdagen uit een van de kantoortjes. Voor het eerst sinds ik binnen was schudde iemand mij de hand. Hij stelde zich voor als: ”Mr. Amisola, instructor of the NBI and 3rd dan black belt”, terwijl hij mij zijn kaartje gaf.
Ik stelde me voor, met de toevoeging: “chief instructor of the IBF and the
IMAF, Europe, 5th dan black belt “. en gaf hem mijn kaartje.
Op dat moment had ik het voor het zeggen, omdat ik hoger in rang was... en omdat de baas me had gestuurd. Het was even wennen aan m'n nieuwe positie en ik besloot te delegeren. En dat was precies wat de man verwachtte, hij zat te wachten op zijn orders, dus ik vertelde hem dat ik voor komende weken een aantal trainingsstages wilde noteren en dat hij dan maar moest zorgen dat iedereen dat te weten kwam. Federico was blij met z'n opdracht en formuleerde met twee-vinger typevaardigheid het rondschrijven met instructies dat zijn handtekening zou dragen.
Ik keek in m'n (nog lege) agenda op welke dagen ik gelegenheid had om te komen. Na wat bladeren noemde ik wat data en tijdstippen en informeerde of de trainingsruimte dan beschikbaar was. Hij scheen dat spelletje ook te kennen, want na ijverig bladeren kon hij me vertellen dat de zaal op mijn gewenste data beschikbaar was.
Met een tevreden gezicht wilde ik afscheid nemen van de man, die echter geenszins van plan was mij zomaar te laten gaan. Hij zou mij naar buiten begeleiden en nodigde me zelfs uit voor een etentje....liet ik niet lopen.
--
Met een voldaan gevoel keerde ik die middag naar mijn hotel terug. Ik was binnen. In Tagalog is daar een gezegde voor: “utang sa loob”, wat letterlijk vertaald, -krediet naar binnen-, betekent.
Benieuwd of de volgende dag net zo vruchtbaar zou verlopen, besloot ik contact te zoeken met de geadresseerde van de tweede brief: Emil Ong.
Alle enveloppen waren open, best handig want zo kon ik zien in welk opzicht ik werd aanbevolen. Voor de NBI beval hij mijn expertise in de vechtsporten aan, Emil schreef hij over mijn behandelwijzen en noemde me een “helot”.
Ik kende de term toen nog niet.
“P.I.Hardware”, hoorde ik door de telefoon, en dacht even een privé-detective aan de lijn te hebben. Het bleek Emil zelf te zijn, dus ik kon met m'n inleidend praatje beginnen. Zodra ik de naam Butch had genoemd, brak het ijs en wilde hij alles weten over zijn overzeese maat. Daar Butch flink met privé-gegevens had gestrooid, kon ik hem alles vertellen over Betty and the Kids en hun schoolvorderingen. Hij was op dat moment druk met allerlei zaken, moest naar zijn thuisprovincie Samar, maar zou zeker volgende week contact met me opnemen.
Ik besloot een paar dagen de stad uit te gaan en naar Puerto Gallera te verkassen, een paar uur per bus van Manila naar Batangas en dan per boot naar het eiland Mindoro waar overal mooie strandjes en inhammen zijn. Heerlijk om bij te komen van een jetlag.
Op dat moment had ik het voor het zeggen, omdat ik hoger in rang was... en omdat de baas me had gestuurd. Het was even wennen aan m'n nieuwe positie en ik besloot te delegeren. En dat was precies wat de man verwachtte, hij zat te wachten op zijn orders, dus ik vertelde hem dat ik voor komende weken een aantal trainingsstages wilde noteren en dat hij dan maar moest zorgen dat iedereen dat te weten kwam. Federico was blij met z'n opdracht en formuleerde met twee-vinger typevaardigheid het rondschrijven met instructies dat zijn handtekening zou dragen.
Ik keek in m'n (nog lege) agenda op welke dagen ik gelegenheid had om te komen. Na wat bladeren noemde ik wat data en tijdstippen en informeerde of de trainingsruimte dan beschikbaar was. Hij scheen dat spelletje ook te kennen, want na ijverig bladeren kon hij me vertellen dat de zaal op mijn gewenste data beschikbaar was.
Met een tevreden gezicht wilde ik afscheid nemen van de man, die echter geenszins van plan was mij zomaar te laten gaan. Hij zou mij naar buiten begeleiden en nodigde me zelfs uit voor een etentje....liet ik niet lopen.
--
Met een voldaan gevoel keerde ik die middag naar mijn hotel terug. Ik was binnen. In Tagalog is daar een gezegde voor: “utang sa loob”, wat letterlijk vertaald, -krediet naar binnen-, betekent.
Benieuwd of de volgende dag net zo vruchtbaar zou verlopen, besloot ik contact te zoeken met de geadresseerde van de tweede brief: Emil Ong.
Alle enveloppen waren open, best handig want zo kon ik zien in welk opzicht ik werd aanbevolen. Voor de NBI beval hij mijn expertise in de vechtsporten aan, Emil schreef hij over mijn behandelwijzen en noemde me een “helot”.
Ik kende de term toen nog niet.
“P.I.Hardware”, hoorde ik door de telefoon, en dacht even een privé-detective aan de lijn te hebben. Het bleek Emil zelf te zijn, dus ik kon met m'n inleidend praatje beginnen. Zodra ik de naam Butch had genoemd, brak het ijs en wilde hij alles weten over zijn overzeese maat. Daar Butch flink met privé-gegevens had gestrooid, kon ik hem alles vertellen over Betty and the Kids en hun schoolvorderingen. Hij was op dat moment druk met allerlei zaken, moest naar zijn thuisprovincie Samar, maar zou zeker volgende week contact met me opnemen.
Ik besloot een paar dagen de stad uit te gaan en naar Puerto Gallera te verkassen, een paar uur per bus van Manila naar Batangas en dan per boot naar het eiland Mindoro waar overal mooie strandjes en inhammen zijn. Heerlijk om bij te komen van een jetlag.
De rust, na de drukte van Manila was een bevrijding, de overtocht per boot had de uitlaatgassen van de diesels uit m'n kleding en haren gewaaid en plaats gemaakt voor een zoutlaagje van het opspattende water. Binnen de kortste keren voelde ik ook dat de tropenzon, die door het brekende effect van het wateroppervlak, van alle kanten weerkaatste, in combinatie met de zeewind, zorgde voor een beginnend tropenkleurtje. Een dag of drie zo luierend op het strand, 's avonds stappen langs de diverse internationale tentjes en genieten van alle lekkers, zouden me bijna doen vergeten dat ik business had in Metro Manila. Met wat tegenzin pakte ik m'n spullen en begon dezelfde reis terug.
M'n oude appartement was nog vrij dus daar nam ik weer m'n intrek..
Morgen trainen.
Het was een redelijke opkomst, een stelletje dikbuikige stoel-zitters en een paar sportievere, wat jongere gasten. Na een introductie begon ik aan een kleine warming-up. Zo te zien hadden ze daar niet al te veel ervaring mee want de animo was gering. Ik kon me er iets bij voorstellen: komt zo'n vreemde snuiter je vertellen dat je je moet opwarmen, terwijl het 35 graden is en geen airco in de buurt. Ik zag ze zitten, met hun voeten op het buro en de ventilator op 4, en nu moesten ze zweten. Het is dat ze moesten van hogerop...... Vervolgens liet ik ze wat ontwapenings-technieken oefenen, waar ze ook al niet vrolijker van werden, want bij gewapend verzet werd gewoon met scherp geschoten, veel efficiënter vonden ze. Viel wat voor te zeggen eigenlijk.
Na zo'n anderhalf uur vond ik het welletjes en rook het volgens mij een beetje naar zweet! Ik beloofde hen volgende week meer.
Ik had het er zelf ook warm van gekregen en snakte naar een pilsje
--
Ik heb daar een aantal maanden lesgegeven en ze toen verteld dat ik ergens anders op een stage werd verwacht en helaas moest stoppen. Volgens mij waren ze opgelucht. Ik had er geen zin meer in en was blij dat ik er een punt achter had gezet. Inmiddels had ik via Federico mensen van de PAJA ontmoet. Zij waren heel enthousiast en nodigden mij uit voor een gasttraining.
Goed kon ik het vinden met de trainer daar, Joe Almirol, altijd een goed humeur, vol grappen en deed tegen niemand uit de hoogte. Ik heb daar vaak lesgegeven, vooral in combinaties en overname-technieken.
Tijdens de nationale judo kampioenschappen was ik dan ook flink in de weer met wedstrijdschema's en jurering.
Nu kwam de kennis die ik had opgedaan tijdens de lessen van mijn sensei Johan van der Bruggen me goed van pas.
---
Niet voor niets heb ik jarenlang m'n weekenden opgeofferd om zijn trainingen te volgen, oa. in de Zoutmanstraat in den Haag, waar een etalage in het pand deed vermoeden dat er ninja's trainden. Een oud stoffig kendo-harnas stond hier te pronken en gaf het geheel absoluut een oosterse sfeer. Bij binnenkomst rook het er ook net zo oud als alles eruit zag. Gezien de kwaliteiten van dhr. v.d. Bruggen heb ik de dojo altijd te klein gevonden voor het soort lessen dat hij gaf.
Tijdens de dan-graden examens hing er echter altijd een Oosterse mystiek in het gebouw en dat wist hij prima te benutten door indringende blikken, een wat hese stem en een voelbare autoriteit. Wanneer hij lessen gaf in grotere ruimtes, dan werd de gehele oppervlakte gebruikt en liet hij ons eindeloos rondjes lopen met interval en specifiek op de ademhaling gericht. Tegen de tijd dat er technieken getraind moesten worden, waren we zeker een uur verder.
Judo, Ju-jitsu en Kendo stond er steeds op ons programma. Zijn favoriete -Nage no kata- werd tot in den treure geoefend en zelfs met drie paren tegelijkertijd synchroon gelopen. Geradbraakt en met drijfnatte kimono was het achteraf toch altijd weer de moeite waard geweest.
----
Ik had inmiddels bezoek gehad van John Mullin, iets gezien van Manila met hem en geen jet-lag meer. Ook Emil Ong had intussen ervaring opgedaan op mijn 'pijnbank' en op een etentje getracteerd. Na een aantal weken en diverse behandelingen verder, werd ik door Emil uitgenodigd om als gast in zijn huis in Quezon City te komen logeren. Dat scheelde mij een slok op een borrel in de kosten en zo bespaarde ik mooi op hotel en voedsel. Ik ben daar een drietal maanden gastvrij onthaald, en door bijna wekelijks met Emil opstap te zijn geweest had ik ook veel opgestoken van de cultuur en de gewoontes van de zeer gemêleerde bevolking.
Ik probeerde trouw één keer in de week te gaan trainen, sowieso om in conditie te blijven maar ook omdat ik het lesgeven leuk vond om te doen. Omdat ik me niet meer zoveel aan Manila gebonden voelde, daar ik de NBI had laten vallen, besloot ik om naar een plaatsje te verhuizen dat ik al zwervend eens bezocht had en dat ongeveer op twee uur rijden van de hoofdstad ligt, in de provincie Laguna bekend om de rapids en watervallen.
Nog niet zo lang geleden waren er hier opnames gemaakt voor “The Apocalyps now”, met Marlon Brando (the Godfather). De crew en cast waren toen gehuisvest in het plaatsje en hadden er enige tijd doorgebracht. Toen ik dus tijdens mijn speurtocht naar een huis tegen een mooi pand aanliep en hoorde dat Marlon Brando hier tijdens het filmen had gewoond, kon ik het niet laten en heb het gehuurd.
Ik heb er een goed half jaar gewoond. Het was in deze periode dat ik Paul Vance ontmoette...
Hij heette niet echt zo, maar -van de Cerckhove- en had er 'Van-ce' van gemaakt, dat liep wat lekkerder in het Engels. Ik was hem uit het oog verloren toen we na een zware storm de set van Juarentado moesten ontvluchten..
---
---
Toen ik een aantal dagen na de storm Ermita weer eens aandeed, werd ik op de schouder geklopt en stond Paul achter me te smilen. Er viel een steen van m'n hart van opluchting, ik had hem echt dood gewaand. We gaven elkaar een hug en wat schouderklopjes en vierden het weerzien met een natte klets bier.
Hij bleek vóór het ergste van de storm al teruggegaan te zijn naar de huisjes en had onze spulletjes meegenomen. Daarna (hij wist niet waar ik zat) had hij onderdak gekregen in een nabij-gelegen barrio en was daar een aantal dagen gebleven. Hij had nog geholpen de brokstukken van de set te bergen en besloot te wachten tot de grootste chaos op de weg voorbij was voordat hij weer terugging naar Manila. Hij had gehoord dat ik was vertrokken en zich dus geen zorgen gemaakt. Hij moest die middag enkele 'loops, inspreken en vroeg of ik meeging. Ik had geen idee wat hij bedoelde, zodat hij moest uitleggen dat dit het toevoegen van (achtergrond) geluid betekende op de afzonderlijk te monteren shots. Ik mee naar de studio. Hij sprak teksten synchroon in met de beelden, en was heerlijk aan het improviseren toen hij bij de beelden van een tv op de achtergrond teksten moest maken die daar een beetje bijpasten. Hij had wel de ene na de andere peuk nodig om tot deze inspiratie te komen. Omdat hij daarna niets anders te doen had, kreeg ik hem zover mee te gaan naar mijn plek om daar een avondje te kegelen en de dag daarop een tour te doen in deze prachtige omgeving.
Daar had hij wel oren naar.
“Het is een heerlijke trip vanaf de busstop bij Baclaran naar Laguna. Zodra je in de buitengebieden van Manila komt en de razende drukte een stuk minder is, krijg je direct een vakantie-gevoel, het prachtige bergachtige gebied met een weelderige begroeiing op de vruchtbare vulkanische bodem is een lust voor het oog. Los Baños, wat -de baden- betekent, staat vooral bekend om de warmwaterbronnen en de hotels die daar dankbaar gebruik van maken door het omhoogkomende water naar badvertrekken te leiden.
Het water is zó heet dat je echt beetje bij beetje door moet.
De route loopt op een gegeven moment tussen twee twee enorme vulkaanmeren door, Laguna de Bay (900km2 )in het noorden en in het zuidwesten Lake Taal, een stuk kleiner maar toch een imposant meer, met in het midden een bergtop waarin zich ook weer een kratermeertje bevindt.
Mooi te zien op satellietfoto!!
Hij bleek vóór het ergste van de storm al teruggegaan te zijn naar de huisjes en had onze spulletjes meegenomen. Daarna (hij wist niet waar ik zat) had hij onderdak gekregen in een nabij-gelegen barrio en was daar een aantal dagen gebleven. Hij had nog geholpen de brokstukken van de set te bergen en besloot te wachten tot de grootste chaos op de weg voorbij was voordat hij weer terugging naar Manila. Hij had gehoord dat ik was vertrokken en zich dus geen zorgen gemaakt. Hij moest die middag enkele 'loops, inspreken en vroeg of ik meeging. Ik had geen idee wat hij bedoelde, zodat hij moest uitleggen dat dit het toevoegen van (achtergrond) geluid betekende op de afzonderlijk te monteren shots. Ik mee naar de studio. Hij sprak teksten synchroon in met de beelden, en was heerlijk aan het improviseren toen hij bij de beelden van een tv op de achtergrond teksten moest maken die daar een beetje bijpasten. Hij had wel de ene na de andere peuk nodig om tot deze inspiratie te komen. Omdat hij daarna niets anders te doen had, kreeg ik hem zover mee te gaan naar mijn plek om daar een avondje te kegelen en de dag daarop een tour te doen in deze prachtige omgeving.
Daar had hij wel oren naar.
“Het is een heerlijke trip vanaf de busstop bij Baclaran naar Laguna. Zodra je in de buitengebieden van Manila komt en de razende drukte een stuk minder is, krijg je direct een vakantie-gevoel, het prachtige bergachtige gebied met een weelderige begroeiing op de vruchtbare vulkanische bodem is een lust voor het oog. Los Baños, wat -de baden- betekent, staat vooral bekend om de warmwaterbronnen en de hotels die daar dankbaar gebruik van maken door het omhoogkomende water naar badvertrekken te leiden.
Het water is zó heet dat je echt beetje bij beetje door moet.
De route loopt op een gegeven moment tussen twee twee enorme vulkaanmeren door, Laguna de Bay (900km2 )in het noorden en in het zuidwesten Lake Taal, een stuk kleiner maar toch een imposant meer, met in het midden een bergtop waarin zich ook weer een kratermeertje bevindt.
Mooi te zien op satellietfoto!!
Pasig-river is één van de ruim twintig rivieren die uitmonden in dit enorme meer, dat de zoetwaterbron voor Metro Manila vormt.
Door de toenemende bevolkings-groei,( geen waterzuiverings installaties, 90 % heeft niet eens een toilet of riool-aansluiting ) en de steeds groter wordende vervuiling van de groeiende industrie is de waterkwaliteit er niet op vooruit gegaan en is een bron van zorgen voor alle gebruikers. Al die hoeveelheid water kan slechts één kant op, en dat is de Pasig-river die dwars door Manila kronkelt en in het regenseizoen regelmatig aan alle kanten buiten haar oevers treedt”.
In de beginfase van mijn verblijf daar, maakte ik kennis met een familie toen ik werd overvallen door een hoosbui en even onder hun afdakje stond te schuilen. Mijn woning was hooguit 100 m verderop, maar tropische buien kunnen zo hevig zijn dat je binnen de kortste keren helemaal verzopen bent. Dus even schuilen is dan een optie, vooral omdat die buien vaak weer in een oogwenk verdwenen waren en de zon weer vrolijk tevoorschijn kwam om het vers-gevallen regenwater in laaghangende bewolking te veranderen.
Ik werd binnengeroepen in een vertrek dat naar Oosterse kookluchtjes rook, de vrouw des huizes verwelkomde me in verrassend correct Engels, ook de kinderen, vier jongens tussen de 13 en 20 spraken perfect Engels, behalve Harrie, die was geestelijk gehandicapt. De vrouw stelde zich voor als Hannie Rogers, zij was van Indonesische afkomst en getrouwd geweest met een Amerikaan die inmiddels was overleden. Ze hadden jarenlang in Japan gewoond, waar hij was gestorven. Uiteraard spraken die gasten allemaal vloeiend Japans en, daar zij al enkele jaren hier verbleven, ook zeer redelijk Tagalog. De jongste, Francois was een geadopteerd kind, de 16 jarige Kenny ( zoek ik 'n artiestennaam, heet deze gozer gewoon Kenny Rogers !!) en zijn twee jaar oudere broer waarvan ik de naam vergeten ben, leken mij wel erg blank. Om het internationale gehalte nog wat te verhogen, bleek zij 'n Nederlandse vader te hebben en sprak dus ook nog eens : 'Indisch” ABN' !!
Ze glunderde toen ze mij in het Nederlands hoorde verdergaan.
“Eindelijk kan bewijzen aan mijn kinderen dat ik Nederlands spreek,” riep ze. Want de jongens hadden haar ermee geplaagd dat ze nou wel allerlei vreemde klanken kon produceren maar dat niemand haar kon verstaan.. Op haar aandringen moest ik de jongelui mededelen dat ik hun moeder zeer goed kon verstaan. Gelach alom.
Ik kookte niet zoveel voor mezelf want de prijzen in de plaatselijke stores waren zo laag dat ik me de moeite bespaarde, daarbij komt, dat ik de Philippijnse keuken kon waarderen en me graag een oosterse maaltijd liet voorschotelen. Hannie had dat ook door en bood me aan ook voor mij te koken, omdat één mond méér ook niet uitmaakte. Ik heb daar dankbaar gebruik van gemaakt en liet me haar kookkunst goed smaken.
Toen ik ruim een jaar later met m'n vader de plaats bezocht en na het 'shooten' van de rapids haar wilde gaan bezoeken, bleek ze te zijn overleden. De kinderen waren terug naar Japan. Paul had haar nog wel ontmoet en was zeer gecharmeerd van haar.
Het huis dat ik had gehuurd was best wel groot. Het had een benedenverdieping waar veel spullen stonden opgeslagen en waar de 'caretaker' van het het huis een plekje had. Hij woonde daar en paste op het huis. Via de achterkant had hij zijn eigen ingang.
Mijn vertrekken lagen een verdieping hoger, een enorme kamer met een prachtig uitzicht op een helaas verwaarloosde tuin. Een open keuken en twee behoorlijk grote slaapvertrekken, met daar-tussenin een luxe badkamer. En overal plavuizen vloeren. M'n Belgische maat was zeer onder de indruk en vond het “niet verkeerd”. Ja het was een hemelsbreed verschil met zijn appartement en met mijn vorig onderkomen. Gaandeweg de tweede dag zag je die gozer opknappen en liep hij er relaxed bij, beduidend minder rokend dan voorheen zonder de gejaagdheid van Manila. Hij kwam met een voorstel: hij wilde een kamer bij me huren, zodat voor mij de kosten zouden halveren en waarbij ik het voordeel zou hebben dat ik dicht bij het vuur zat, voor wat betreft het filmgebeuren. Ik dacht zo bij mezelf, niet geschoten is altijd mis, dus geef het een kans, ik gaf hem m'n reservesleutel en zei: “O.K. Man, jij woont hier nu ook.”
Dat ik direct beloond zou worden voor deze beslissing had ik niet kunnen dromen. Hij vroeg wat ik de komende maand voor plannen had en of ik interesse had om een 'bitpart' in een film mee te pakken.
Daar had ik oren naar.
Zo begon voor mij m'n tweede film ..
Lees meer..
.
No comments:
Post a Comment
Comments will await moderation.
Note: Only a member of this blog may post a comment.