Saturday, August 16, 2014

Dagboek van Marinus van der Lubbe.

update 16 feb. 2023 
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/lichaam-marinus-van-der-lubbe-opgegraven-voor-toxicologisch-onderzoek~bf7401b1/?referrer=https%3A%2F%2Fnews.google.com%2F

  (Nederlands and English biography)
  Mijn oom Rinus van der Lubbe, vnl bekend vanwege de Reichstagbrand in Berlijn in 1933, heeft veel door Europa gereisd. Hij hield daar verslagen/dagboeken van bij waarvan dit gedeelte bewaard is gebleven. In zijn strijd tegen klassejustitie en corruptie heeft hij honderden pamfletten en vlugschriften uitgegeven om te protesteren tegen het onrecht.. Mijn vader die als typograaf en zetter een drukkerij ter beschikking had, heeft hem regelmatig bijgestaan in het drukken of stencilen van de flyers. (Een zus van mijn vader was getrouwd met een broer van Rinus).
 Hij werd neergezet als een extreem communist hoewel hij door de Russen niet in zijn strijd werd gesteund, en meer als socialist kan worden gezien. Diverse pogingen van hem om in Moskou te komen liepen op niets uit omdat visa hem werden geweigerd. Na zijn definitieve breuk met de Communistische Partij gaf Marinus eind 1932 samen met enkele kameraden in Leiden een Werklozenkrant uit. 

  Daarin werden volslagen autonome ideeën ontvouwd. Zijn gevecht tegen de tirannie van de Nazi's heeft hij met de dood moeten bekopen toen hij van samenwerking met de communisten werd beschuldigd van een 'terroristische' aanslag, waarbij hij vooral zijn stem verhief tegen de aanstelling van Adolf Hitler als kanselier van Duitsland eerder dat jaar... In januari '34 werd hij voor deze brandstichting onthoofd. Na vele gerechtelijke procedures is hij postuum vrijgesproken van samenzwering en is zijn naam gezuiverd en gerehabiliteerd. (zie PS na het dagboek).



Dagboek.
Bijgehouden van 5 sept 1931 tot 24 okt 1931.

Leiden, Zondag 5 September 1931.
Dit boek zal vanaf morgen, Maandag 6 Sept. dienst doen, om verslag van mijn voorgenomen reis, iederen dag te beschrijven.
Toch bevat dit boek zeer weinig nieuws en dient alleen als verslag van reizen. De wereld kent iedereen, zonder dat hij zijn deur uit hoeft, heeft eens een Chineese wijsgeer gezegd, voor den geen die inzicht heeft. En ik ben het daarmee eens.
M.v.d. Lubbe. Uiterstegracht 56, Leiden.

Plaats en datum Kleef 7 Sept '31:
Na van morgen op de gracht mijn karcast volgegeten te hebben, ben ik om half 9 uit Leiden vertrokken. Al voel ik mij voor de eerste dag nog al een beetje verdrietig, een beetje eenzaam, ben ik toch goed opgeschoten en heb veel geluk met meerijden gehad zoo dat ik nu al in Duitschland ben en op 't oogenblik hier bij een boer denk te blijven slaapen.

8 Sept. '31, Dinsdag, geldƒ4.
Al dacht ik gisteren Kleef niet te kunnen haalen, heb ik het toch getroffen en toch gehaald, en daar in een jeugdherberg geslapen. Van slapen kwam echter pas na een heele discusie over de Duitsche beweging of van de winter iets plaats zou hebben ja of neen en wat de eind concluzie was, dat de meesten er aan twijfelde, zoolang de menschen hier nog iets ondersteuning krijgen.

Köln: 9 Sept. '31.
Ik ben vandaag wel iets prettiger gestemd, ben ik toch niet geheel bij mijn reizen, en denk geregeld, maar als ik nou terug ben in Holland, gaat ik niet zoo gauw meer weg. Ook kan ik merken dat ik weer in Duitschland ben. De autos stoppen haast niet voor je en je moet 't  meeste op stilstaande letten en speculeeren bij benzinepomps of bruggen en overwegen.
Toch ben ik vandaag nog wel opgeschoten en hebt Köln gehaald, waar ik in een groot aziel ben blijven slapen. Ik denk morgen te gaan zwemmen als 't mogenlijk is.

Donderdag 10 Sep. Coblens:
Na woensdagmorgen eerst in Koln 1½ uur te hebben moeten werken ben ik toch om 10 uur uit die stad vertrokken. Hiermede had ik de laatste stad in 't Roergebied gehad, en ging ik nu het Rijnland in, naar Bonn. enz. Koblens enz. enz. Naar Bonn trof ik spoedig een groote vrachtwagen aan om mee te rijden. Toch tot heden nu donderdag had ik steeds geloopen.
Onderweg kan men hier genoeg appels en peren eten, want de vruchtboomen staan zoo vrij langs de weg. Ook heeft ik van af Bonn een kameraad getroffen, die gelijk meegaat naar Coblens. Ook na twee dagen uitkijken heeft ik een paar schoenen op kunnen duikelen, daar ik van mijn ouden schoenen plotseling mijn zoolen verloren heeft. De reis gaat deze laatste
dagen niet snel, en als ik vandaag Coblens nog haal heeft ik totaal 350 K.M. afgelegen. Financieël ben ik niet achteruitgegaan en heeft thans ƒ2 en Duitsch geld half mark.

Donderdagavond 10 Sep. Coblens.
Door dat ik 10 K.M. met een auto mee heeft mogen rijden heeft ik toch nog Coblens gehaald. Zelf heeft ik nog even een kapper gevonden, welke mij gratis wilde scheren. Ook heeft ik nog even hier in de Rijn gezwommen, daar ik morgen Rijnland uitgaat, en koers naar Frankfort zet. Daar kom ik
dan op de groote weg naar Weenen, waar ik op lest van de andere week wel denk te wezen. Of ik morgen Frankfort nog zal halen weet ik niet ik mag het wel hoopen. Onderwijl (door een auto) ben ik mijn pas gevonden kameraad al weer kwijt. Was een echt roiaal gezellig proletarisch tipe. Ik heb nog veel van hem geleerd. Verder moet ik nog even schrijven, dat ik de laatste P.I.C. nog eens goed over heeft gelezen, en er werkenlijk veel waars in heeft
gevonden, meer en beter dan die anderen P.I.C.

Vrijdag 11 Sep. niets.

Zondagavond13 Sep. '31 Munchen.
Daar heb ik nu een paar dagen overgeslagen, ombij te schrijven hoe ver ik stond. Daarom moet ik even terug gaan naar Vrijdag 11 Sep. En wat heb ik dien dag een strop gehad. Ik ben van uit Coblens 10 K.M. verkeerd met een auto mee gereden en moest dat weer allemaal terug loopen. Dat kwam allemaal omdat ik geen kaart van die streek Duitschland heeft. Doch
zeker door deze strop kreeg ik de anderen dag Zaterdag 12 Sep. geluk. Zoo dat ik van de plaats kwamwaar ik bij de gemeente geslapen had, trof ik een motorrijder met welke ik tot nu toe Zondag, naar Munchen ben gereden. Zaterdagnacht hebben wij in Rothenburg geslapen, en de volgende morgen nu Zondag op de afgesproken plaats weer verder naar Munchen gereden. Zoo heb ik thans dan bij de 350 nog 650 K.M. afgelegen. Morgen zet ik koers naar de Oostenrijksche grens en denk ik ook hier in Munchen eenige kaarten in de bus
te werpen voor Holland. Daar ik niet alle bijzonderheden, betreffende de laatste dagen kan schrijven, wil ik dit alleen nog melden, dat die motorrijder een Hollander was, en zijn adres op mijn boek geschreven hebt, dat ik een debat met een boerenvrouw gehad heeft, welke mij de lust om verder te schrijden versterkt heeft, dat verder die schoenen welke ik opgescharreld hebt al weer aardig opraaken en ik weer gauw een paar anderen op moet
scharrelen, dat ik hier in Munchen toevallig een jongen arbeider zag welke naar aziel (huis voor dakloozen) moest en ik natuurlijk met hem mee ging, en na hier best gegeten te hebben thans Zondagavond spoedig naar bed gaat.

Een week Maandag 14 Sep. 31 Zorneding.
Terwijl ik mij hier heerlijk is langs de weg, onder een groote dennenboom neerzet, kwam bij mij de gedachten op om nu alvast maar tot zoover ik kan mijn dagverslag te schrijven, daar ik toch pas om2 uur in Zorneding hoeft te wezen. Dat ik dit zoo precies uitreken zit hem hier in, dat in dit Dorp Zonderding een klooster is, en evenals langs de Rijn waar er zooveel staan,
denk ik ook hier iets middag bikken te krijgen. O, ja dat heb ik nog niet verteld, maar als je langs de weg ben probeer je het bij zulken gebouwen, bij Zieken- Weeshuizen en Kloosters, daar men daar meestal iets goeds geeft. Langs de Rijn in al die dorpen hebben wij er goede restaurants in gevonden. Vannacht heb ik in Munchen nog heerlijk geslapen in de gemeente
asiel. Hoe goed eten en rein slapen in sommigen van die gebouwen is, kan je haast niet gelooven. Na goed gebaden te hebben, krijg je van 't gebouw schoon goed aan, terwijl je dit weer pas uitdoet 's morgens als je weggaat. Dus dan ben je geheel frisch, schoon en gevoed, daar je eerst nog een stuk brood met koffie krijg. Maar nu is het niet overal zoo, dat zeker niet! 
Ook worden in dergelijken gelegenheden steeds een hoop menschen opgepikt, en door de politie terug gestuurd, als hun papieren niet goed zijn of iets anders. Maar daar ik een pas heeft, word ik overal hier in Duitschland met dezelvde rechten behandeld als de Duitschers. Maar nu na een dagje nog, als ik in Saksburg Oostenrijk ben zal dit wel ophouden, en moet ik steeds bij boeren of in jeugdherbergen zien te slapen. Want meld je je daar bij openbaren lichamen (als Buitenlander) voor onderdak, word je zonder pardon
rechtstreeks naar je Land gestuurd. Dus 't word dan uitkijken. Ik moet in Duitschland nog 100 K.M. afleggen, dus denk ik voor van nacht nog hier te slapen. Ook laat ik nu Weenen helemaal links liggen, daar het te veel omloopen zou zijn als ik daar heenging. En nu ik zoo beetje weet hoe 't in die landen Oostenrijk, Servieën, Joegoslavië enz. is, denk ik zoo snel
mogenlijk door dien heen te gaan. Van morgen heeft ik ook nog een kaart op de bus in Munchen gegooid voor Wimv. Erkel. Meer verzond ik er maar niet, daar ik zuinig moet zijn, en met geld de grens over moet gaan, anders houden ze je daar al tegen. Uit Constantinobel denk ik wel meer kaarten te sturen naar Holland en ook te schrijven. Ik heb van ochtend ook een paar goede schoenen in een sigarenwinkel gekregen, die mij nu goed van pas komen,
terwijl ik een straat verder een kaart van half Europa vind, die ik ook best kan gebruiken langs de weg. Van Munchen dit nog even zeggen dat het een groote Stad is, en bekend om zijn Biermakerij. Verder is daar het hards geknokt met de Beiersche revolutie, en vertelde ze me, dat er met kanonnen toen door arbeiders geschooten is. Daar er verder niets bijzonders
is, en 't al aardig tegen half twaalf loopt, gaat ik nu is verder opstappen.

Maandagavond14 Sep. 31.
Toch ben ik na bij de kloosterzusters gegeten te hebben niet ver van Munchen gekomen, daar ik hoorde dat 't eerste Dorp van de gemeente goed slapen en eten was. Nu en ik moet zeggen dat 't zoo is, want na heerlijk soep gehad, met daar na nog aardappelen en een eerste klas herberg met slaapplaats. Na dan ook gegeten te hebben, zit ik thans gezellig even te schrijven. Daar ik van morgen al mijn nieuws al verteld heb schiet er thans niet veel meer
over om te melden. Dit wil ik alleen nog even verhalen, dat ik nog nooit zooveel appels en peren gegeten heb, als op dezen reis. Overal langs de weg vruchtboomen, net zooveel als je hebben wil. Verder heeft ik vandaag toch nog 50 K.M. afgelegen, zoodat ik nu totaal 1050 K.M. heeft gedaan. Met men geld staat 't nog het zelvde, en denk ik deze Hollandsche 1 ƒ gulden met twee marken tot Constantinopel goed heel te houden of meer te worden.

Dinsdag 15 Sep. 31.
Toch zal ik nu nog even schrijven, hoe ik van middag over mijn reisplan dacht en denk te volbrengen. Eén maand of 2 of 3 weken heeft ik noodig voor Constantinopel. Dan denk ik 2 of 3 maanden voor heen en terug naar Cina noodig te hebben zoodat ik met Mei in Holland denk terug te zijn. Word ik soms terug gezonden door politie of zoo, houd daar natuurlijk
alles op.

Woensdag 16 Sep31 Peisendorp:
Door onderweg gezien te hebben dat je nog verder langs de Duitsche grens kan loopen, aan het dorp freilasnay wat ik eerst dacht, zal ik nog wel tot Donderdag in Duitschland blijven.
Uit Duitschland van daan denk ik nu nogeven een brief te schrijven naar Holland. Boven verwachting  kreeg ik in 't laatste dorp nu echt een paar goede schoenen, waar ik erg mee in mijn schik ben, ook gaf  die meneer mij nog zoo maar een goede regenjas, en vroeg mij eens een kaartje te sturen naar hem als ik  een poosje weg was, wat ik natuurlijk zal doen. Verder heeft ik nu met gister mee 100 K.M. afgelegd, zoodat nu totaal 1150 K.M. is.

Maandagavond: 2de week.
O, o, o, wat trof ik dit slecht in Reickenhall. Door dat ik meer dan 2 mark bij mij had wilde de gemeente mij geen bon voor Slaapgelegenheid geven en moest ik daar nu zelf 80 fenning voor uitgeven. Is nu goed dat ik dat ook weet en als ze mij nog is vragen hoeveel ik bij mij heeft zeg ik niet meer dan 50 fn. of een halve mark. Verder heeft ik van avond even naar Holland K. Vink geschreven en mag ik hoopen als ik in Klagenfurt ben, dat er een brief voor
mij ligt.

Dinsdag 3de week 9-5-f-14. (Dit is v.d.L.'s gevangenisnummer aldaar)

Dinsdag 22 Sep. 31 Werfengen.
Zoo ben ik dan eindelijk in Oostenrijk. Zou ook weer een wonder zijn als ik heelemaal goed door Duitschland zou komen. In Bestes Garden heeft 4 dagen moeten zitten, omdat ik bij een boer vroeg of ze nog wat eten over hadden daar het 12 uur was. Enfin ze zijn om, en ik heb weer even tijd gehad om uit te rusten, en na te denken. En dit laatste heb ik vooral goed
gedaan. Of ik mijn reis ook verder dan Oostenrijk zal voortzetten of terug zal keeren, ik weet het nog niet. Maar deze reis gaat het niets naar mijn plezier. Ik zal nu gauw opschieten naar Klagenfurst wat nog wel 150 K.M. weg ligt omdaar te kijken of er nog post voor mij ligt. Want ben daar toch een beetje naar benieuwd. Ook zal ik dan bij mij zelf beslissen of ik verder zal gaan of niet. Nu op 't oogenblik met gistermiddag mee toen ik om 12 uur vrij kwam heeft ik zoowat 50 K.M. afgelegd, zoodat ik thans totaal 1200 K.M. heeft gedaan:

Woensdag 23 Sep31 BadGastein.
Nu had ik zoo bij mij zelf gedacht, door mijn reis naar 't Zuiden, de winter te ontloopen, maar in plaats daarvan zit ik nu al dagen midden in de Winter. 't Sneeuwt hier in Oostenrijk haast al net zoo hard als bij ons met Kerstmis. Ik heb ook wel de slechtste zijde van Oostenrijk gekozen om er door heen te gaan. Ik gaat steeds dwars en over hooge bergen, waar de sneeuw voeten dik op licht, waar je dan wel is zelf doorheen moet waden. Ook doordat hier
de weg zoo ontzettend stijgt en valt zie je haast geen eene auto, waar je is mee kan rijden. Zoo moet ik hier in Bukstein op 't oogenblik om8 uur al met de trein mee, daar 't geen doen is deze hooge berg nu met sneeuw over te loopen, en de trein welke door de berg heengaat (onder een tunnel) voor 1 schelling (30 cent Hollandsch geld) je naar dorp Holstein de overzijde van de berg brengt.
Ik tref 't slecht, op tingeling moet ik nu van 3 tot 8 uur wachten. Dan moet ik aan de overzijde nog een boer voor slapen zoeken, wat al feitenlijk veel te laat is. Verder gaat alles nog al tamenlijk hier in Oostenrijk. De boer is goed en bij haast allen ken je slapen. Van middag in Hoofdkastein trof ik nog een klooster, waar ik heerlijk gegeten heeft. Rijst met vleesch en soep. ('s avonds) Toch trof ik hier nog in Malisut een herberg waar je zonder last
van politie kon slapen.

Klagenfurt Zaterdag 26 Sep. 31.
Thans met het gezicht op de weg, om naar vrachtautos te kijken, zet ik mij nu, na eerst even door de stad Klagenfurst heen te zijn geweest, langs de weg neder. Eindelijk ben ik dan een beetje door de bergstreek van Oostenrijk heen, en ben een paar K.M. van Klagenfurst. In Klagenfurst ben ik eerst naar 't Postkantoor gegaan waar ik een brief voor mij vond van K. Vink.
Blij was ik met goed nieuws uit Holland, waar ik de hele week flink voor door gestapt heeft, om spoedig iets te vernemen. Want dit moet ik zeggen, dat mijn meerijden met auto's, op die weg naar Klagenfurst erg tegen gevallen is, en alleen het laatste stukje van Nillas naar Klagenfurst 35 K.M. ik met een fijne vrachtauto net kon grijpen, met welken ik dan mee mocht. Want ook heb je het dan nog wel, dat als je er opgesprongen ben, de chafeurs meest
stoppen en je bevelen grootschreeuwend er af te gaan. Na dan ook de brief in Klagenfurst gehaald te hebben, heeft ik direct een briefkaart en 3 aanzichtkaarten naar Holl. teruggestuurd. Ook een aanzichtkaart voor die menschen uit Fronstein. Dit heb ik juist direct hier uit Oostenrijk gedaan het is allicht iets goedkooper dan uit Joega Slavieën. Want naar die grens nader ik nu al aardig. Verder moet ik melden dat ik heden en al de laatste nachten bij
boeren geslapen heeft, daar het slapen in de gemeente herbergen hier meest niet meer gaat, daar deze alleen voor de Oostenrijkers openstaan. Doch 't slapen bij die boeren is heel goed, en de meesten geven voor en na slapen nog wat eten en koffie. Zoo hoorde ik van de laaste boer nog dat hier vlak bij Villach in Broek de communisten aardig bezig geweest waren, en
alle gendarmes van die plaats getrokken waren, zelf van zijn dorp ook. 
En hij wilde wel dat in die tijd ze nu in zijn dorp ook begonnen, daar er nou toch geen waren. Verder kijk ik al eenigen dagen rond, om een mondorgel te koopen, want die hebben de jongens hier op de Wandelschaft veel, en nu kan ik het ook ondertusschen wel leeren,
daar 't toch wel fijn is. Ook heeft ik mij net in een beekje gewassen en schoon goed aangetrokken, daar 't net Zaterdag is. De sokken en de onderbroek heeft ik nog van de laaste boer mee gekregen, terwijl ik hem een paar schoenen welke mij te klein waren gegeven heeft. Nu heeft ik een paar echte wandelschoenen met spijkers der onder, die heeft ik gisteren in 't
stadje Spittal gekregen. Daar hoop ik lang op te loopen daar ik dan geen anderen hoeft te vragen. Verder denk ik weer iederen dag verslag op te schijven, want als je een paar dagen overslaat heb je te veel en gaat het niet zoo gemakkenlijk meer. In totaal heeft ik nu 1300
K.M. afgelegen. Ook heeft ik nog schoenensmeer en een borsteltje gekocht, en heb nu naalle onkosten postkaarten enz. nog 1 Mark en 5 schilling over, Oostenrijks geld. Een schelling is zoowat 30 cent.

Koetenstein: Joego Slaviën. Zondag 27 Sept. 1931.
Na gisterenmiddag mijn dagverslag geschreven te hebben, heeft ik nog een fijne Auto getroffen, welke mij 30 K.M. van Klagenfurt naar de Joegoe Slaviesche grens bracht. Het is nu echter steeds goed uitkijken, daar ik de groote hoofdweg door midden Europa wil blijven houden. Van nacht heeft ik nog in Oostenrijk geslapen bij een boer in de koeienstal. Ik slaap
liever in een hooischuur, daar het knap warm is in zoo'n stal vol koeien. Ook kreeg ik niets te bikken bij die vent. Heden ben ik in Joego Slaviën, waar ik langs een omweg ben gekomen, daar de Douanen je op de straatweg niet doorlaten. Ook heeft ik nog een kameraad langs  de weg getroffen, welke ook van plan is naar Turkijën te gaan. Of ik hem echter helemaal mee
kan nemen weet ik niet. Ik vind hem nogal een beetje opschepperig. Dat zijn wij natuurlijk  allemaal wel wat, maar toch niet op zoo'n erge manier. Bijvoorbeeld loopt hij nu al de gehele  middag te lachen, als de menschen langs de straat hem niet verstaan, en vindt het daarom juist 
leuk met iedereen te spreken.  Wij zijn heden nog in het dorp Koetenstijn aangekomen, en flink dorp. In het dorp daarvoor hield de politie ons aan. Ik hield mijn hard vast, want wij hadden geen goedkeuringsstempel van de Joegoe Slavische douanen, daar wij over de bergen hier zijn gekomen. Toch troffen wij het en liet de politie ons met wat gemompel van ‘pas op niet
bedelen hoor’, gaan. Waarop wij groots ‘neen natuurlijk niet’, zeiden. Wij hebben een goede slaapplaats bij een groote boer gevonden. Marenburg waar wij morgen naar toe moeten, zijn wij nu nog 67 K.M. af. Ook vertelde mij hier de knecht, dat 't met werkeloosheid hier niet zoo slim is als in Oostenrijk en Duitschland. De indruk van dit land is ooks beter dan in
Oostenrijk, waar alles er armen ellendig uitziet. De huizen hier lijken iets op die in Holland en zijn mooier dan in Oostenrijk enz. Totaal heb ik nu zoowat 1500 K.M. afgelegd en ben zoowat op de helft van Leiden naar Constantinopel. Dus verder zal ik de K.M. niet iedere dag meer
zoo persies noteren, daar als ik in Constantinopel ben ik ongeveer 2000 K.M. kan rekenen. Terwijl ik dit nog schrijf brengt een boerenvrouw, die wij geheel niet kunnen verstaan, en zeker op deze boerenhoeven arbeiden, voor ons tweeën heerlijken warme melk en brood. Dus zoo valt de eerste dag hier nog wel mee.

3de Week Maandag 28 Sep. 1931 Marneburg.
Al gouw blijkt mijn eerste indruk van mijn nieuwe kameraad aardig juist, te zijn, de 50 Mark die hij zij te bezitten is geen woord van waar, hij heeft geen 2 schilling. Ik vroeg hem een eindje met de trein te gaan, en toen bleek dat hij deze rijkdom niet bezat. Dat maakte niets uit dan maar verder loopen. Onderweg troffen wij een luxe Auto, en waarachtig wij bofte en waren 's middags om 4 uur in Marneburg. Toen ik onderweg echter naar de weg uitkeek naar Thij en Carkove stond hij mij aan te staren of ie gek was. Wil je nou al verder vroeg hij. Ja zei ik, wat dan, moeten wij in Marneburg of Constantinopel zijn. Het is toch nog geen tijd om naar een slaapplaats te gaan zoeken dus kunnen wij nog iets verder komen, en allicht treffen
wij nog een Auto. Dat vond hij te gek en wilde in Marneburg blijven, om de Stad is te zien. Nu toen heeft ik hem gegroet en ben alleen verder gegaan. Want als je iederen Stad wil gaan bekijken, dan heb je wel jaren noodig om op de plaats van bestemming te komen. Maar dit was ook ons verschil, dat hij op de wandel is denkend hier en daar veel te zien. Terwijl ik ook overal wel goed rond kijk, maar toch van mening ben, dat heel veel moois en beters hier nog niet, en zeker in zoon Stad te vinden is. Daar die toch allemaal nog onder bewind van de bezittende klasse staan. Zoo zit ik dan even door Marneburg, voor de spoorboomen, daar als die dicht gaan de Autos moeten stoppen, te schrijven eenigzinds blij weer alleen en daarmee vrij te zijn, om de reis zoo snel mogenlijk voort te zetten. Marneburg zelf is een plaats van ongeveer 30000 inwoners, en ligt dicht bij de Oostenrijksche grens. Veel soldaten zag ik, welke haast 't zelvde gekleed zijn als de Hollandsche.
Van de spraak welke Joegoe Slavisch is versta je niet veel. Eten en drinken kan ik vragen, dit heb ik in Oostenrijk geleerd. Het geld is ‘de dinaar’, ongeveer een dubbeltje bij ons. Mijn 1 Mark en 5 Oostenrijksche schillingen welke ik bezit, denk ik maar niet in te wisselen, daar ik hoop dit land deze week door te zijn.

4de Week Dinsdag 29 Sep. 1931 Ptrij.
Naar Ptrij 26 K.M. heeft ik de heele morgen kunnen loopen, daar ik geen Auto heeft getroffen. Van middag werd ik in een dorp even door Ptrij, door veldwachters opgehouden. Doch de Burgemeester keurde direct mijn papieren goed, en zoodoende kon ik weer verder. Daarna kwam ik een fijn water tegen, waardoor ik het besluit nam eens heerlijk te zwemmen.
Nu 't water was hier zeker net zoo koud, als op 't oogenblik in Holland, maar 't was toch fijn zwemmen. Onderweg kan ik dit wel meer doen, als afwisseling bij 't vele loopen. Je ziet hier in Joegoe Slavië veel vrouwen en kinderen werken. Kinderen van 7-10 jaar zie je naast de grooten werken en karren rijden. De boeren hier hebben over 't algemeen veel kinderen, die je
over 't erf of weg ziet kruipen of loopen en in de weilanden speelen. Ook heeft ik nu al twee maal wijn gedronken, wat ik dacht dat limonade was, dus mij vergist. Hier maken de boeren overal zelf wijn, uit druiven of appels geloof ik, wat ze mois noemen, 't is wel heerlijk fris drinken, maar ik moet het nooit meer, daar mij dien dag niet goed bekomen is. Het volk is naar mij leek niet zoo ontwikkeld, doch wel lustig. Overal op 't land in de huizen hoor je ze veel
zingen. Wat toch in deze nare tijd wel iets zeggen wil. Want ook hier gaat 't de landsman niet erg best, en kan hij er alleen nog komen, daar hij niet zooveel uitgaven heeft, en alles zelf maakt en bouwd. Het brood is hier veel van mais gebakken, die ze ook zoo opgewarmd en klaargemaakt wel eten, en de boeren zelf op hun land verbouwen. Vannacht heeft ik bij een groote boer in 't hooi geslapen, die mij nog iets te eten gaf. Dit is wel tipies, dat je de vrouwen hier ook als loonarbeiders ziet werken op 't land bij groote boeren, en zij om12 uur net als arbeiders in restaurants of bij de boer mee eten. Thans zet ik koers naar Osjek welke plaats nog goed 150 K.M. ver weg ligt, daarvandaan ga ik naar Belgrad, Serben wat echter een land met Joegoe Slavië is, en nog onder een Koning staat, wiens kop je op het geld ziet, zooals in Holland Wilhelmina. Van Belgrad krijg ik dan Sofia Bulgarijën en dan
Adrianopel met Constantinopel welke Turkijën zijn. Als 't mogenlijk is denk ik dan uit Turkijën, even links Tifles (Rusland) aan te doen, wat echter denkenlijk wel niet zal gaan.
Ook na mijn dagboek nu eens na gezien te hebben, mag ik ook wel is wat beter gaan schrijven, want dat is toch wel wat treurig. Dit neem ik mij dan ook van nu af voor, om iederen dag verslag te maken en beter te gaan schrijven. Eerst heb ik wel gedacht ik zal iets onduidelijk schrijven, als de politie het boek soms in handen krijgen, (wat al gebeurd is) kunnen ze der niets van begrijpen. Maar dat is onzin, wij moeten 't zelf toch ook een beetje
kunnen lezen.

Varanding Woensdag 30 Sep. 1931.
Naast mijn besluit om beter te schrijven, heeft ik ook nog een besluit bij mijn zelf genomen, om den dag regelmatiger, tijd van loopen, eten enz. enz. te gaan in deelen. Nadat ik mijn reisplan van morgen is goed overzien heeft, ben ik tot de concluzie gekomen, dat ik ongeveer op 't laatst Mei of begin Juni thuis behoef te zijn. Daar ik dan nog kan bekijken, of ik aan den kanaaltocht deel zal nemen ja of nee. Toch voor nu heeft ik mij voorgenomen niet te veel te loopen, en iederen dag als 't mogenlijk is wat te gaan zwemmen.
Verder zal ik 's morgens voor 9 uur eten 's middags 12 uur en 's avonds 5 uur zoo. Dat den hele dag door eten zooals ik nu doe, moet maar is een eind aan komen. Met een beetje uitkijken kan 't best beter. Ook zal ik voortaan iederen dag als ik loopen moet ongeveer 30 à 35 K.M. doen 17 K.M. voor en 17 K.M. na den middag. Thans gaat het hier al aardig warmer worden, en kan je merken het Oosten in te gaan. In de stad Naranding die ik om12 uur
bereikte, trof ik naast goed middageten in een klein Hotelletje iemand, die mij zoo 10 dinaar gaf. Nu staat zoo'n dinaar niet erg hoog, en is hoogstens in Hollandsch geld 8 4/10 cent. Thans zet ik koers naar de stad Orjek. Dat is zoowat hier van Naranding 120 K.M. dus goed 3 dagen werk. Want van Autos treffen hier in Joegoe Slaviën, is geen spraken van heb ik gemerkt. In de eerste plaats rijden er haast geen en die er rijden gaan door. Dan moet ik
zeggen al is het hier nog zomer, zijn de nachten toch zeer koud. 'S morgens als ik al vroeg wandel is alles met een dichte douw bedekt, en duurt het eenigen uuren eer de vuurroode zon het van de laatste douwdroppels gewonnen heeft. De zon komt zeer schitterend op hier.
Ook wil ik nog even zeggen dat het eten hier weer iets op dat van ons in Holl. gaat lijken. In Duitschland en Oostenrijk is 't ook wel goed, maar heb je toch meest 's middags van die warme ballen, welken saamgesteld zijn, uit meel en vleesch spijzen en dienen als aardappelen. Hier echter heeft ik weer voor 't eerst aardappelen met groenten en vet gegeten, wat hier weer best smaakten. Thans ziet ik hier in 't Dorp een slaapplaatsje te vinden, en ben
weer 12 K.M. van Varaneburg.

Donderdag 1 October 1931 Djurdjeveu.
Toen ik gisteravond een boer had om te kunnen slapen, heeft ik eerst nog een uur meegeholpen, met mais te ontdoen van de bladeren. Die bladeren eten dan later weer de koeien, zoodat de gehele plant benut wordt. Daaraan was hij en het hele gezien nog laat bezig, zelf de kinderen. Zelf toen wij gegeten hadden, want ik moest mee eten, gingen zij nog werken, maar ik ben gaan slapen. Zoo op die zolder, kijk ik net door een open raam naar de
groote maan, die helder schijnt. En door dit gezicht kwam bij mij de nacht in 't geheugen. (Dit stond in het dagboek van mijn kameraad, daar ik meen zijn bedoeling te raden is het navolgende als duplo neergeschreven, als bewijs dat hij deze brief verzonden heeft).

Woensdag 16 Sep. 1931.
W.K.
Daar ik Weenen geheel links laat liggen, en rechtstreeks door Duitschland naar Oostenrijk ga, schrijf ik je maar heden uit het laatste puntje van Duitschland, terwijl ik in Oostenrijk wel je brief terug kan ontvangen. Veel nieuws heb ik je niet te schrijven, alleen dat
de reis niet hard gaat. Toch heeft ik nu al 1200 K.M. afgelegen. Ik zelf maak het heel best en scharrel wel rond. Waarom ik nu schrijft zit hem hierin daar ik graag wil weten voor ik ook Oostenrijk uitga om koers te zetten naar Conztantinobel, of alles goed gaat in Holl. en je geen last hebt met mijn geld te ontvangen. Schrijf mij daarom een gewone brief, geen expresse.
Daar ik nog ver van Klagenfurst af ben, en dus geen haast heb, maar toch den zelvde dag terug schrijven. Een poste restante naar Klagenfurst. Wil je ook even schrijven hoe 't met  Wimv. Erkel gaat? Die in 't lag toen ik wegging. Verder de groeten aan allen. Feliciteer ook juffrouw v. Zijp van mij met haar verjaardag. En goede thuiskomst van je broer Sjaak.
Verder de Pr G. M.v.d. Lubbe. (Zoo eindigt zijn brief).

Gedachten.
Toen ik de hele nacht, van Portershaven waar ik van de boot kwam naar de ... geloopen heeft. Alles was toen zoo stil en precies als in 't westland, wat zoo met hier overeenkomt al is het nog wel wat rijker. Ik ben vanmorgen nog bij een paar boeren voor werk geweest, daar er groote stapels steenen op 't erf stonden, en sommigen al aan 't werk waren. Toch was er voor mij niets, daar de boeren hier dit werk allemaal zelfs doen, ja de vrouwen zelf kalk maakten
enz. met alles mee helpen. De orgineele metselaars werken hier ook heel anders dan bij ons in Holl. en leek weer iets op het werken van de Duitschers en Oostenrijksche metselaars. In plaats van met de troffel werken ze hier allemaal met de kaphamer, en veel langzamer. Doch de steenen zijn veel grooter. Profielen welken bij ons aan 't eind van de muur staan, is hier geen
spraken van, en doet de metselaar dit uit de hand, en met behulp van een waterpas of iets dergelijks. Ook op 't land werken ze hier veel anders. Bijvoorbeeld met aardappelen rooien, steken zij ze niet met een riek op als bij ons, maar hakken zij ze uit de grond, wat mij veel zwaarder lijk, zoo ook het metselen. De riek zie je hier bijvoorbeeld hier haast helemaal niet.
Toch ontmoeten ik nog een groote machine installatie, welke ik eerst nog niet gezien heeft, dan alleen in Duitschland bij Coblens. En wel dat het vervoer van zand of grind of wat ook, met groote knijpers gaat, zooals bij ons in Holl. maar met dit verschil, dat die automatisch gaan zonder dat iemand ze bestuurd, en langs groote draden vele Kilometers ver gebracht worden. Verder merk ik op dat alles haast alles klein bedijf is, zoowel de industrie die hier niet zoo veel is als de Landbouw. Door al dat eigen werk wat ik zie, denk ik
nog wel eens aan dat hoenderparkje wat we zelf zouden beginnen, want hier zie je ook wel, al is 't niet zooveel kippen, kloeken met kuikens. Dat je alles zelf kunt maken en bouwen is natuurlijk wel voordeelig en ook op zich zelf wel fijn. Maar toch alles bijeen genomen, lijkt mij gewoon gemeenschappenlijk werken in 't bedrijf of waar dan ook beter, ook met andere arbeiders. Zoo zit ik hier thans langs de weg, en krijgt eenige meters van mij af, een kleine
jongen van een jaar of acht, een klap, van zijn Vader denkelijk omdat hij 't Paard met 2 Koeien niet goed bestuurd, welke een ploeg voorttrekken, waar achter hij zelf loopt. Nu moet men zich indenken, dat de heelen dag zoon ventje van 8 jaar, op een land wat men van 't eene einde tot het ander, niet kan overzien, flink heen en weer moet loopen en dan met 3 beesten
die zoon kind moet besturen, wat toch ook niet meevalt. Zoo zien wij dat overal onder het kapitaalisme, het meest de oude en kinderen uitgebuit worden, daar zij het goedkoopst zijn..
En al doet nu direct een groote baas dit niet, maakt dit niet veel uit, want de kleine boer hier moet het noodzakenlijk doen voor zijn voortbestaan en is het grootkapitaalisme er toch aansprakenlijk voor. Alleen de strijd, welke als tegenstelling van dit heden, eenmaal van zelf zal moeten komen, zal daar verandering in brengen. Ik ga verder want ik tref net een vrachtauto die mij 20 K.M. wegbrengt van Lubbeg naar Koprivauw. Ook ben ik vergeten is te schrijven, dat je hier de Koeien zooveel voor de wagen ziet gespannen. Paarden zie je hier niet veel, ik denk dat ze de boer te veel kosten, voor het weinigen werk wat ieder voor zich heeft. Als je dan op zoon Auto zit, zie je steeds zoon boer hard naar voren loopen, omde Koeien bij de koppen vast te houden. De wegen zijn hier verbazend slecht, en als er een Auto passeert laat hij minstens 1 K.M. stof achter. Toch er is hier weinig verkeer en dat scheelt.

Vrijdag 2 Oct. 1931.
In Djurdjauw trof ik een fijne boer, waar ik goed geslapen en gegeten heeft. Ook had ik daar nog een heel gesprek met een student, welke in filosofie studeerde, en nu thuis uit Agram met vacantie was. Toen hij mij plotseling vroeg wat ik was, vond ik het leuk direct te zeggen ‘Communist’, om te zien wat hij zeggen zou. 't Viel mij al mee, en hij merkte alleen op, dat hier
zeer streng is, en je uitkijken moet om niet in de bak te komen. Ook heb ik in Djurdjeuw een schoenmaker gevonden, welke mijn rugtas die kapot was gegaan maakte. Dat heeft hij goed gedaan, ook mijn schoenen heeft hij een stiksel gegeven daar zij los waren. Ik heb hem beloofd een kaartje te sturen. Onder anderen beweerde hij ook, dat hier een militaire dictaat is, en er weinig terecht komt van vergaderen en drukpers. Onderwijl ben ik tot de ontdekking
gekomen, dat Osjek veel verder ligt dan ik eerst gemeend heb, en kan nog wel een paar dagen duren eer ik daar ben, om de hoofdstraat naar Belgrad te krijgen. Ook weet ik nu eindelijk eens hoe de boeren hier hun land in pacht hebben, huur of eigendom. De laatste boer heeft mij verteld, dat hier het land van Regeringswegen (of comissie onder staatstoezicht) verdeeld is, en contractueel na een bepaald aantal jaren vastgelegd. Daar zal het nu mijns inziens aan liggen dat hier zooveel kleinbedrijf is. Net zoo als bij ons in de Haarlemmermeer, waar je het zelvde ziet.

 Zaterdag 3 Oct. 1931. Perewa, Stedionica, Verowica, Virowitra, Virovitica 
Van vere kan je al zien dat Virovkeu een klein industrie stadje is, door zijn vele schoorsteenen. In Virovitica heb ik een kaart op de bus gedaan voor mijn broer Piet in Voorhout. Ook heeft ik nu een mondorgel gekocht, die mij 10 dinar kosten. Voor de eerste heeft ik maar niet zoon dure gekocht, daar die toch gauw valsch zijn, en als je het kent kun je altijd nog een duurderen koopen. Verder heb ik gedacht, daar ik ook nog een stuk zeep van 2
dinar met een kaart, wat ik echter niet duur vond, en slechts 1 1/2 dinar kosten, dat ik mijn Duitsche mark in zou moeten wisselen. Toch heb ik dat niet hoeven te doen, en heb ik nu buiten mijn 5 schilling nog 1 dinar en mijn M. over. Dus dat gaat nog wel. Ook zag ik hier in dit stadje nog een echte wat je noemt een kleine markt. Daar zag je al die kleine boertjes hun producten, wat eieren aardappelen groenten en fruit in kleine hoeveelheden verkoopen.
Zoon zelvde markt heb ik alleen in Holl. in Arnhemgezien. Ik kocht op die markt voor 2 dinar nooten, waar ik er zooveel van kreeg, dat al mijn zakken vol waren. Ik hoef zeker niet te zeggen, dat nu ik een mondorgel heb, ik nu van middag niet veel op zal schieten. Ik ken er nog niet veel van, maar 't gaat toch al een beetje leeren. Ik ben nog 15 K.M. van Virovitica af, en heeft een slaapplaatsje bij een Boer gevonden hier in 't dorp B. Daar 't morgen een soort kerkfeest voor hun is, zitten de boeren nu buiten bij een soort kampvuur, een klein varken te roosteren. Ook naast een fijn bordje aardappelen, bieden ze mijn maar steeds van die mors of wijn aan, maar dat moet ik nooit meer.

Naziek Zondag 4 Oct. 1931.
Toen ik uit Bamuna wegging, kreeg ik van die boer nog een heerlijk stuk krentebrood mee, met 2 groote trossen druiven en appels. Dat trof dus. Ook is er in dat dorp vandaag een soort feest katoliek, die ieder jaar op de eerste Zondag van St. Michiel gehouden word. Toen ik er vanmorgen uitging, zag ik dat ze al vroeg bezig waren een soort markt met feestelijkheden bij elkaar aan 't timmeren waren. Ook heb ik van die boer nog vernomen dat hier in de
dorpen de 4 jarigen, en in de steden de 7 jarigen leerplicht is. En dat de boeren nog aardig veel voor hun bouwland per jaar moeten betalen.

Osjik Maandag 5 Oct. 1931.
Als ik het in Ierbregen en Bulgarijen ook zoo slecht treft, als dat ik nu in Europa alles moet loopen, zal mijn reisplan niet erg goed uitkomen. En daar ik met 't voorjaar in Holl. terug wil zijn, zal ik het misschien niet kunnen volbrengen. Affijn in Constantinopel moet nog al veel werk zijn, zooals je hier over 't algemeen hoort, dus misschien blijf ik daar dan wel een paar
weken werken. Zoo moet ik het in ieder geval uitrekenen dat ik met 1 Mei in Berlijn ben, dan kan ik dat nog is een keer meemaken en ben ik op tijd thuis. Ook ben ik hier wat je noemt echte zigeuners tegegekomen. 't Is tipies zoo eigenaardig die lui gekleed zijn. Ik geloof dat ze soms juist zoon heele stukkende jas en broek dragen omdat ze dat graag doen, en niet anders willen. Ook wil ik nog even schrijven dat de meeste huizen bij de boeren, hier geen vloeren hebben, en ze zoo op de verharden grond leven. Ook is 't
Holl. metselwerk tegen hier gerekend, het toppunt van netheid.

Dinsdag 6 Oct. 1931 Nulhoven. Woekewar.
Zoo ben ik dan vanmorgen door Osjek gekomen en ben thans op de straatweg naar Woekewar, welke plaats ongeveer 30 K.M. van hier ligt. In Osjek heeft ik mijn haar laten knippen en scheren, wat mij 8 dinar kosten. Ook heeft ik op een bank daar al mijn vreemd geld ingewisseld in dinars, 1 Mark en 5 schilling. Dat heeft ik maar gedaan, daar het beter is geld van 't laatste land te hebben, dan weet je beter wat je heb, en er in een ander land voor
krijgt. 't Is in dit land eigenaardig, dat in allen beetje groote steden een scherpe controle is, op in en uitvoer wordt scherp gelet. Over alle wegen die naar de stad voeren zijn dwarsboomen, waar alles voor moet stoppen. Ik zag hier in Osjek een groote troep soldaten in marschtempo, met een muziek korps voorop door de stad trekken. Doch over 't algemeen stonden hun gezichten anders dan de muziek klonk. Terwijl ik dit langs de weg zit te
schrijven, trof ik even buiten Osjek een auto van de Singer naaimachine, die naar Woekewar ging, wat haast een dag loopen is, en trof ik het temeer daar men het hier niet gewoon is. Zoo ben ik nu vlak bij de Donau beland, en zal dat water wel gauw tegenkomen, zoodat ik eens fijn kan gaan zwemmen. Er staan hier langs de weg veel nootenboomen, die ik dan ook geen
onrecht aandoe, en ze zooveel mogelijk van nooten bevrijd. Totaal heb ik nu 38 dinar, waarvan ik 3 briefjes van 10 heelhoud en de anderen 8 nog wel in dit land opgaan.

Woensdag 7 Oct. 1931 Mitrowitsa.
Toch vind ik dat dagboek van mij steeds onbelangrijker. En ik schrijf alleen iederen dag mijn verslag, omdat ik het mij nu eenmaal voorgenomen heeft. Ik denk als ik op mijn bestemde plaats was, ik wel iets beters te schrijven had. Affijn het volgende wil ik nog even melden. Dat al heb ik gezegd dat hier veel landbouw is, zie je hier toch niet veel vee bedrijf. Koeien zie je hier niet veel. En de boeren die ze hebben haast nooit meer dan 4 of 5, die zijn meestal zoo
mager als een sprinkhaan. Je ziet hier dan ook haast geen gras of weiland. Het meeste bouwland. De beesten geven doorgaans niet meer dan 5 tot 8 Liter melk per dag. Wat dan al veel is. Toch is het leuk als je de koeien 's avonds naar huis ziet gaan. Alleen bij koppeltjes koeien zijn geleiders, verder gaan ze allen zelf naar der stal. Toch zijn die stallen meestal midden in de dorpen bij de boeren der huizen. Tot zelfs varkens zie je over de straat 's
avonds kalmpjes naar huis toe tippelen. 't Is hier nog steeds in de drukke tijd van de maais oogst, inhalen, pellen en droogen. Bij eenigen boeren heeft ik nu al voor ik ging slaapen, mee geholpen bij dit werk. Waarvoor ik vanzelf iets goeds te eten kreeg. Het is wel prettig zoo af en toe te werken voor afwisseling; maar het kan natuurlijk niet te lang duren daar wij verder
moeten, en ik alleen onderweg zou blijven werken als ik er goed geld kon verdienen. Zooals bijvoorbeeld in mijn vak, of iets anders voor een paar maanden. Vandaag kwamik nog een Duitscher tegen, welke tegen mij zij, dat in een plaatsje hier 15 K.M. vandaan in een der hoofdstraten misschien werk voor mij was, aan een kerk die ze daar bouwden. Maar daar gaat ik toch niet heen, in 't eerst moet ik dan zooveel omloopen, en nog niet weten wat je krijgt.  En dan is hier nog Joegoe Slaviën, wat wil zeggen werken van 6 tot 6 met 1½ uur schaftijd er af dus 10½ uur per dag, en dan voor 40 à 45 dinar, wat hoogstens Holl.geld ƒ3 of ƒ3.50 is. Dan loop ik liever nu nog wat wijder. Al is 't hier wel niet zoo best eten, krijg je toch overal. Dus daar ga ik er hier in de vreemde niet voor werken! Gisteravond was ik te laat uit 't dorp gegaan, daar 't volgende nog 1½ uur loopen was. En als het donker is tref je niet zoo gauw een boer, daar ze gauw wantrouwig zijn, en vooral als je een beetje vreemd spreekt, voor hen, zoo als ik. Kom ik gaat nu weer is verder naar 't dorp waar ik nu vlak bij ben, daar de zon zich net nog voor 't laats als een groote roode bal even boven de grond nog laat zien. Dat is toch heel mooi, net als de zee die alles schoon wascht, brand hij alles helder.
De gouden stralen welke als 't ware goede avond zeggen weerkaatsen op mijn papier. De boeren met hun karren vol geladen keeren huiswaarts. Ik gaat ook.

Donderdag 8 Oct. 1931. Roema.
Zoo zal ik tevens hier maar bij die waterput gelijk, maar even een paar blaadjes vol kladderen of beter gezegd mijn verslag maken. Ja dat moet ik zeggen dat je hier veel van die waterputten langs de weg ziet. Dat komt, doordat er hier in deze streek, weer veel paarden gebruikt worden bij de landbouw, en deze dan kunnen drinken. Ik voor mij gaat me er nog eens in wasschen, ook mijn voeten zooals nu weer. Eenmaal heeft ik gehad, dat zoo'n put op een langen eenzame weg stond. Weet je wat ik dacht? Daar kan ik mij heelemaal nu wel eens fijn heelemaal in wasschen. Dat doe je natuurlijk niet in zoo'n put, maar in een bak die er overal voorstaat, en die je leeg kan laten loopen. Maar ik was net klaar, of daar kwamen een paar boeren uit het hooge maisveld stappen, en gingen toch ruzie tegen mij staan maken, waar ik natuurlijk niets van verstond. Der kwamen toevallig nog eenigen boeren voorbij, en  daar werd nog eens uitvoerig tegen verteld. Toch deze vonden het blijkbaar niet zoo erg, en lachten er alleen een beetje om. Toen ik echter verder wilde gaan, zij die eerste dat ik mee naar hun dorp moest. Daar ik hun echter liet zien, dat ik daar niet van gediend was, en zoo maar niet mee zou gaan trokken ze maar weg en lieten me gaan. 
Voor mijn zelf was ik echter pas gerust toen ik een paar dorpen verder was. Ook heeft ik het nu al een paar middagen achtereen slecht getroffen met een beetje middag eten op te krijgen. Over 't algemeen gebeurd dit anders niet veel, en krijg je al gauw wat als je in de etenstijd komt, ik heeft er dan ook geen klagen over. Toch zooals in Duitschland en Oostenrijk is het hier niet, dat je bij alle bouwers waar je slaapt te eten krijgt, en brood besmeerd of wat erop. Het brood hier krijg je haast nergens iets op, slechts bij hoogst
uitzondering. Maar de menschen hebben het hier zelf ook over 't algemeen niet, en eten zelf ook veel droog brood. Zoo denk ik thans nog in Roema te komen, wat nog een uurtje loopen is, en thans de laatste groote stad voor Belgrad, wat nu nog 70 K.M. weg licht. Dan kom ik zoowat de anderen week in Serbien. De spraak is daar net als hier, en hoort onder 't zelvde koningkrijk. Toch moet het nog een geheel ander volk zijn, en zou zoo als ze mij hier ingelicht hebben, nog een half wild volk zijn. Zelf dat bij de Bulgaarsche grens, roovers of zoo iets dikwijls voorkomen. Affijn ik ben niet zoo zeer benauwd, en dat kan in Europa misschien 't zelfde worden, al geloof ik er weinig van. Verder wen ik alweer beetje aan 't reizen, en voel mij over 't algemeen prettig gestemd. Toch gaat het mij niet zoo naar den zin als
vroeger, daar hier alles ook zoo arm is, en ik van zelf geleerd heeft, met een beetje minder te zien rondkomen. Dit kan nu nog niet, maar zullen wij wel probeeren als 't zoover is. Over dat zwemmen denk ik ook wel eens, en zal ik dat als het nog mogelijk is ook probeeren, daar je dan ook in staat gesteld word, om ook te toonen in alle omstandigheden op het zelvde principieele standpunt in te nemen. Ook denk ik daarmee, en als 't niet anders kan, zonder dat, met iets te gaan beginnen. In ieder geval zoo gezegd, dat als ik in Holl: geen werk heeft, zelf maar wat werk en daarmee iets verdienste te moeten scheppen. Dus daarom is 't parool met 1 Mei in Berlijn, en zoo terug naar huis, om verder te zien wat we dan zullen doen. Nu ga ik graag verder anders kom ik niet in Roema. Mijn voeten zijn ook weer flink, van 't water en
de zon. Ik ben zelf een beetje koud geworden van 't stil zitten. Hoewel ik moet zeggen dat het hier nog heerlijk weer is, daar het bij ons meestal al aardig koud kan zijn, zooals hier 's morgens in de vroegte. Nu nog even een beetje water drinken en dan voorwaarts marsch, onder het zingen of mondorgelspelen van één lied ‘Voorwaarts is ons aller leuzen vrijheid of
of den dood’, welke wijs of dit is weten ze hier toch niet, en al weten ze het, geeft het ook niets. Maar veel anderen liederen zooals de ‘Internationale’, kan ik nog niet spelen.

Vrijdag
Toch moet ik zeggen, dat het iederen dag even noteeren van het gebeurde, wel zijn goede zijde heeft, al vind ik het zelf niet zoo intersant. Ik heb het steeds iederen dag meer automatisch gedaan, zonder er zelf bij na te denken. Toch wil ik dit vanaf heden iets verbeteren.  Daaromwil ik nu ook even argumenteeren, waarom ik denk op 't laats van Mei terug te zijn.
Dit is wel om twee redenen. De eerste dat dan alle schuld in Holl. en ook in Frankrijk vereffend kan zijn, en zelf ongeveer 30 of ƒ40 voor mijn zelf overheb. Ten tweede dat het dan weer voorjaar is, en een ietsje beteren tijd. Van uit de eerste groote plaats uit Turkijen Adnavaopel denk ik zoo spoedig mogenlijk naar Holl: te schrijven. Wellicht gooi ik in Belgrad wel een paar aanzichten op de Bus. Eigenaardig dat je ook hier in dit land, veel lui op de wandelschaft zie. Ik heb zelf een getrouwd paar en meer mannen met vrouwen aangetroffen. 't Is toch treurig als je er goed bij nadenk. Ook heb ik het dikwijls, bijvoorbeeld gisteren nog, dat ze mij aanbieden om met zijn tweeën verder te gaan, daar dat prettiger is. Doch ik heb daar geen zin in, en ga liever alleen. Niet dat ik het niet prettig zou vinden. Maar als je met zijn tweeën gaat ben je gebonden, en vrees ik dat er van mijn reisplan
niets terecht komt, waar ik toch al aan twijfel, door dat slechte verkeer. Toch ben ik nu al steeds in deze streek van Joegoe Slaviën, door aardigen stadjes getrokken, zooals nu weer Roema en liggen ze niet zoo ver meer uit elkaar. En toch zie je hier haast geen Auto's. Het komt hoofdzakelijk door dat er hier haast geen industrie is, en de landbouwers alles met paard en kar vervoeren. Zoo gauw als ik nu door Belgrad heen ben, zal ik probeeren mij in één of ander stadje op te houden, om al mijn goed eens flink uit te wasschen. De voorraad schoon goed die ik bij mij had is uitgeput, en ik heb gisteren mijn laatste overhemd aangetrokken. Mijn courant mis ik erg, en denk dikwijls hoe zal het er in Europa uitzien.
Om te slaapen heb ik gisteren in Roema lang moeten zoeken, en heb mij dan ook voorgenomen 's avonds niet meer naar een stad te gaan, doch in de dorpen te blijven, daar het daar  gemakkeler gaat. Het is dan ook haast niet voortestellen hoe onprettig dat is, en wat voor verwensingen je dan naar alle zijde heen gooit. Toch wil je dan de strijd in je zelf aanwakkeren, tegen deze maatschappij en haar bezitters. Toch niet alleen op deze momenten,
want er zijn zoo veel van die fijne en bizonderen pekjes op zoon reis als
de mijne nu, waar je weer de goedheid der menschen leert, en ook hierdoor weer bij je zelf denk, ‘maar je heb niet voor niets gegeven hoor, we zullen er later allemaal voor strijden.’
Eenigen zulke momenten wil ik even opnoemen. Zoo reed ik eenmaal van uit een stad op paard en wagen mee, welke heel langzaam met ondergaande zon naar huis reed. Ik zat achter op de wagen, met mijn rugzak naast mij. Daar passeerden wij een oud moedertje, die met haar taschje met boodschappen en een brood onder de arm, vanuit de stad ook naar huis ging. En zoo op 't gezicht van mij te zien zitten en die rugzak naast mij, denkt zij ‘hij is zeker op de reis,’ breekt ze een stuk brood af en geeft dit aan mij. Dat treft je dan zeer, en doet je zwerversziel goed. Toevallig had ik een paar goede schoenen bij me, die mij te klein waren, en ik vroeg of zij ze zou kunnen gebruiken. Jamer had ze er niets aan en 't speet mij. Een andermaal rijd ik met een wagen mee. Toevallig gaat de school uit en twee jongens er op en
was gelijk vol. Vele blijven er achter loopen. Toch de een na de ander geeft het op. Eén echter, een klein ventje van een jaar of zes, blijft de wagen vast houden en mee loopen, tot ik hem optilde en hij bij me op de wagen zat. Hij moest ook een heel eind ver zijn, en daarom zal hij het niet zoo gauw hebben opgegeven. En dit is waar, van kinderen kan je houden. Onder kinderen kan je er aantreffen, waardoor jezelf voelt, dat alles op de wereld eenmaal anders moet en eenmaal anders zal gaan. Dat ligt al in hun oogjes alstwaaren
opgesloten. En het refrein van ‘Wij zijn de jonge garde van 't proletariaat,’ klingt voor hen alle, want dit zijn zij. Toen hij er af gesprongen was, om een zijwegje in te slaan, wuifde hij mij nog van verre mij een vaarwel toe. En ik had toch weinig tegen hem gezegd. Nu groeten de kinderen in deze streeken veel, maar dat moet je hier niet mee vergelijken, want dat is dan
meer puur uit gewoonte, en meer gewoon geleerd, zooals het volk hier bijvoorbeeld haast allemaal aan der pet tikken als je voorbij gaat. Doch ik vind daar niet veel aan. Ik hoor liever zooals in Holl: een luid ‘goede morgen,’ of zooals in Duitschland en Oostenrijk ‘servoes’ en hier ‘Jobardardar, zonder meer veel beter. Nu zijn er nog veel meer zulke feiten, bijvoorbeeld een schoenmaker, je staat zoo bij hem te kijken, en hij vraagt, moet ik je schoen even nazien,’ of zooals van morgen, eerst een paar huizen zonder iets, een eindje verder bij een kleine bouwer weer fijne koffie met een brood naast me, om zooveel te nemen als ik lust. Dit is nu eenmaal het tipiesche van de mens. Wij hoeven er niet op uit te gaan om goed te doen. Dan alleen als de omstandigheden zich voordaen, doen wij het, niet uit filantropie, maar omdat
het goed is, omdat wij door het moment en omstandigheden zoo geschept, in staat zijn iets goeds te doen. Niet zooals de wereld dat doet, de plaatsen zoeken, dit is walgenlijk. Niet alleen de ontvanger, doch ook de gever kan dubbel blij zijn, zonder dat hij eenige dank terug krijgt. Zelf ben je toch altijd blij en dankbaar. Ik geloof dat bij menschen, die dit niet meer aanvoelen, en het meer als formule beschouwen, het de demoralisatie is die zich doet gelden. Zooals bij vele lui die hier zwerven, en met minachting over dit en dat
en alles, wat ze krijgen spreken. En toch ben ik ervan overtuigd, dat geven makkelijker is dan 't ontvangen. Ik zal dan ook blij zijn als deze reis ten einde is. Het Bergland ben ik nu geheel uit. Het land wat nu buiten veel maais, ook weiland is, lijkt beslist veel op de weilanden in Holl: De weg waar ik nu op loop, lijkt tenminsten veel op die van Leiden naar Rotterdam, de
binnenweg over Zoetermeer. Ook maak de weg hier zulke grillige bochten, en loop je dit allemaal maar om. Ieder dorp al legt het een paar K.M. uit de richting, gaat die rot weg door. Dat ze nog niet over Rome gaan verwonderd je haast. En dat de militaire hier nog al wat in de melk te brokkenle hebben, kan je wel merken. Voor de tweede maal ben ik nu al door die gasten aangehouden. Alles moet je leeghalen, en ook zij konden er maar niet overuit, dat ik geen stempel van de grens had. 't Zal mij ook werkenlijk benieuwen, als ik hier goed uit zal komen. Zulke stempels moet ik in 't vervolg ook maar zien te bekomen, al moet ik er dan ook met de trein voor rijden, van 't laatste station in 't eene land tot 't eerste in het anderen land, dat lijk mij nu wel het best. Ook is het tipies, maar het is alwel voor de zooveelste maal, dat die lui boeren en anderen, steeds maar aan mij vraagen of ik student of meester ben of dat ik van de hooge school kom. Ik lijk in hun oogen zeker een heele jut. Ook kan je merken dat je hier Turkijën tegemoet gaat. Ze dragen hier al allemaal van die hooge Tulband hoeden, het lijken wel van die Napoleon hoeden. Ze kijken tenminste verbaasd dat ik niets op heb. Ik heb vanmiddag
geen warm eten kunnen treffen, wel brood en spek en kaas, wel tot morgen toe genoeg. Door de drukte van de oogst kooken de meeste niet. Ook dat je niet altijd de tijd presies weet,  dat is lastig. Ook wil ik even schrijven, dat vele boeren hier van die nare waakhonden hebben. Zoo beet er van middag nog een in mijn broek, gelukkig nog niet door, want nu op de reis
moet ik zuinig zijn op mijn pakje, daar hij lang mee moet. Mijn schoenen zijn ook nog uitstekend,  en dikwijls zeggen de menschen hier ‘nou daar kan je nog wel op naar Holl. terug’. 
Alleen zijn ze erg zwaar en doen ze mij pijn als ik zoon hele dag geloopen heb. Mijn voeten moeten zeker nog aan die zware wandelschoenen wennen.

Zaterdag 10 Oct. 1931 Belgrad.
Bij de eerste boer waar ik gister avond om te slapen vroeg trof ik het al best. Ik krijg twee dekens mee en ja zelfs een kussen, terwijl ik 's avonds met hen mee mocht eten, en 's morgens kreeg ik nog een pak brood mee en een stuk kaas. Daar Belgrad nog 30 K.M. wegligt, ben ik van morgen vroeg opgestaan, om met de middag door Belgrad te kunnen gaan. Toch sta ik over 't algemeen vroeg op en ben meest nooit later dan 6 uur op de wandel.
Onderweg naar Belgrad ongeveer 5 K.M. er vandaan, zag ik nog een groot vliegveld, waar toevallig veel machines daalden en opstegen. Bij mij zelf dacht ik, ik wou dat ik met zoon ding meekon, dat gaat toch wel gauwer. Ik geloof dat het een militaair vliegveld is. Er vlak bij was teminste een groote kazerne, misschien word daar wel opleiding gegeven in de vliegkunst. Ook zag ik verder in een dorp nog een kweekschool, voor de marine. Dus een
vloot hebben ze hier denk ik ook. Vanmiddag in dat zelvde dorp voor Belgrad, heb ik weer eens fijn middageten gehad met witteboonensoep, bij een wagenmaker. Daarna ben ik voor 2 dinar op de boot gestapt, om over de Donau naar Belgrad te varen. Hier op  de boot was Belgrad prachtig, daar het op heuvelland gebouwd is. Op de boot hield mij nog een vent aan, die mij in Belgrad toen wij van de boot kwamen, naar den Holl. consul wilde
brengen. Ik heb dat heer gauw vaarwel gezegd, daar ik er nu juist de minste zin in had, en hij was knap vervelend. In Belgrad heb ik even een paar kaarten op de post gedaan, voor de fam. Vink, dan weten zij weer eens waar ik zit. Tipies is het dat op dat Postkantoor, alles vrouwenlijke bediende is. Vrouwenlijke bediening aan de loketen zie je wel meer, maar dat er
geen enkelen man bij is heb ik toch nog niet meegemaakt. Belgrad is naast Agramwelke de hoofdstad is van Joegoe Slaviën de tweede groote stad van dat land, en teld 200.000 inwoners. Je ziet er ook nog veelschoenpoetsers op de hoeken der straaten. Na mij er nog te hebben laaten scheeren, wat knap duur was 4 dinar, ben ik spoedig weer verder gegaan.
Gauw had ik de goede straat naar Smerdewa en zoo naar Nisch en Sofia. Op die straat trof ik een wagen die mij 30 K.M. meenam naar Smerdewa. Ik heb daar een slaapplaats gevonden in een herberg. Daar trof ik een paar lui aan, met wie ik een paar dagen kan werken, om een schip te lossen. Daarmee kan ik 60 à 70 dinar verdienen, dus kan ik dat wel doen. Percies heb ik er
twee weken over gedaan om door Joegoe Slaviën te komen. Al is het hier feitenlijk ook nog Joegoe Slaviën, ben ik toch in Serbier.

Zondag 11 Oct. 1931 Cuprijs.
Van werken is niets gekomen, daar 't Schip nog niet aangekomen was. Daar blijf ik natuurlijk niet op wachten, en trof even later op straat een vrachtauto, naar Smerderwa en van daar nog 50 K.M. naar Cuprijs, waarna ik nu alleen nog Nisch als groote stad voor Sofia krijg. Dus
een gelukje bij een ongeluk. Serbier is echter leek mij nog dunner bevolkt dan Joegoe Slaviën. Je kan hier soms 10 à 15 K.M. gaan zonder dat er tusschen de dorpen huizen liggen. Hier is er een stuk van een blad gescheurd zoodat het een weinig onsamenhangend word.  Na eenige onkosten die ik gehad heb, en ik in 't vervolg nog wel wat zuiniger mag zijn heb ik  nog 29 dinar over.
Doordat ik direct ben meegereden heb ik niet in de Donau kunnen zwemmen, wat ik mij voorgenomen had. Ik moet zeggen dat 't geweldig mooi water in die Rivier is. Gisteren was hij bijna zoo blauw als de lucht, terwijl hij van morgen vroeg in de mist, bijna een geleek met lucht en mist. Toch ben ik nu weer van de Donau een andere richting gegaan. Toch mag ik hoopen dat ik deze zijtak van hemde Morawa die ook naar Nisch voert, nog eens tegen kom
om eens fijn in te baden. Haast zou ik vergeten te melden dat wij van morgen twee maal pech, met die auto gehad hebben, waar ik mee meegereden ben. Een keer een leke band en de andere keer aan den motor. Maar ik moet zeggen dat die chaffeur een goed vakman was, niet veel praten, maar direct gauw en goed de wagen weer klaar maakten. Ook zal men misschien
gaan denken, hoe weet ik zoo gauw de plaatsen vooruit waar ik heen moet? Dat komt omda ik aldoor vergeten ben op te schijven, dat ik in Bertasgarden Duitschland en in Klagenfurst van een groote Auto kaart van Europa, die op een muur van een groote autogarage was geplakt, alle plaatsen langs de hoofweg naar Constantinopel op een stuk papier geschreven heb. En als ik nu in een plaats ben, vraag ik niet de weg naar Constantinopel, maar de weg
naar de eerste dichtsbijzijnde groote stad, welke ik aan moet doen volgens mijn lijstje. Zoo is het werkelijk makkenlijk de goede weg te houden, daar ieder die op straat loopt al gauw een hoofdweg weet, die naar een naburigen stad loopt. Ook hebben de menschen hier al van die eigenaardigen, (en zijn ook denk ik Oostersche of Turksche schoenen waar lucht doorheen kan). 't Leeken net scheepje met puntjes, die je bij Venetieën op het Italiansch meer
ziet varen.

Maandag 12 Oct 1931 5de Week.
Zoo trof ik gister avond gauw een boer, welke ander wel te goed was voor mij. Ik wilde liever in 't stroo slaapen, maar dat mocht niet, ik moest binnen op een stroozak of bed slaapen. Van slaapen is echter niet veel gekomen, want de hele nacht verging ik van de juk. Het zijn ook wel eenigen mieren geweest, daar ik gisteren wel een half uur in zoon mieren nest heb gezeten. Maar toch geloof ik dat dit bed ook niet helemaal zuiver was. Ook ben ik op 't oogenblik zoo beroerd als een zieke hond. Ik heb al 3 maal overgegeven. Ik denk dat het van dat putwater komt, wat ik gisteren met die warmte, (want 't is hier nog steeds knap warm), veel gedronken heeft. Ik mag maar hopen dat ik weer gauw beter ben. Ik heb de laatste dagen nogal geluk, en trof van morgen ook een Auto die mij 30 K.M. verder bracht. Dat scheelt nu een stuk en kan ik vanmiddag mijn gemak houden, en hoef ik niet te veel meer te loopen.

Dinsdag 13 Oct. 1931 Nis.
Zoo voel ik mij vandaag alweer een stuk beter, en vanmorgen heb ik maar weer eens gegeten. Vannacht in een groote hooiberg geslapen, daar het eerste dorp mij te ver weg lag, en ik heb er best geslapen. Verder heeft ik is uitgerekend dat dit boek zoowat vol kan zijn in Constantinopel. Dan stuur ik het gelijk met een brief naar Holl., zoodat ik aan een ander
begin. Toch zal ik mijn verslag een beetje korter gaan maken. Anders wordt het veel te langdradig, en het is toch al niet zooveel bijzonders. Ook wil ik in dit boek tot aan Constantinopel, maar een  blaadje gebruiken, per dag anders haal ik met dit boek dien plaats niet. Van morgen kwam ik ook nog een fijn bergbeekje tegen, waar ik mij fijn en ook mijn goed in gewassen heeft, zoodat ik nog een paar stukken schoon goed heeft om naar Constantinopel te gaan. Je ziet hier veel zigeuners met paard en wagen en tenten waar zij in bivakkeeren. Ik trof vanavond gauw een boer waar ik kon slaapen.

Woensdag 14 Oct. 1931.
Na gisteren goed te hebben nagedacht en overwogen, heeft ik thans vandaag een belangrijken beslissing genomen. De kwestie waar het omging, kwam mij gisteren in eens helder voor, dat ik tusschen twee dingen te kiezen had, of de reis doorzetten, wat echter veel langer duren zou als ik gehoopt had, of anders de zwemtocht nogmaals te proberen en terug te keeren. Twee dingen gelijk, de reis voortzetten en van 't voorjaar zwemmen gaat niet. Ik
heeft dan ook maar besloten terug te keeren, zoodat ik van 't voorjaar klaar kan zijn voor de voorbereiding. Toch al keer ik terug gaat dit nog niet rechtstreeks. Ik had al zoo bij mijn zelf gedacht, onder de reis naar Cina ook Tiflis dat is Rusland aan te doen. Nu ik echter zoover niet ben zal ik niet Tiflis maar meer Europee's Rusland nemen, en koers zetten naar Oddessa
en Rijeo. Over de roode grenzen zal ik probeeren heen te smokkelen. Rumanu neem ik nu tot land om eens naar Holl. te schrijven. Nog moet ik eerst proberen door Bulgareiën te reizen daar dit nu het gewichstigs is. Verder zal ik denkelijk mijn terug reis over Budapest, Weenen, Praag en zoo Leipzig, Maagdenburg naar Holl. nemen. Nu denk ik ook eens in Holl. voor ik
naar Leiden ga den Bosch aan te doen. Verder heb ik vandaag weer eens heerlijk geplonst in een groote beek. Ook als het mogenlijk is, zal ik proberen met de herdenking van de Russisch revolutie  welke geloof ik van 7 tot 14 Novbr. is in Rusland te zijn. Wanneer het mij niet gelukt  zet ik mijn reis gewoon door naar huis.  Ik schrijf hier even de terug weg zoo op, omdat ik in ieder geval niet den zelvde weg terug neem over Joegoe Slaviën, maar een anderen, daar die zelvde weg aardig verveeld, en het er nu ook niet zoo erg rojaal is. Dat ik juist nu dit besluit neem is wel eigenaardig, maar soms denk je over iets ineens wat dieper na, en voeld dat je moet kiezen en
beslissen. Op 't oogenblik ben ik nu niet ver van de Bulgaarsche grens. Ik zet op 't oogenblik rechtstreeks koer naar Bukarest, de hoofdstad van Rumanië, daar ik vandaar vlak bij Rusland komt. Thans heb ik ook een Boer gevonden om te slaapen, die druk bezig is met een varken te slachten. Nu en dan kijkt hij eens naar mij, en zal wel denken, nu das ook een student zoo
is hij aan 't schrijven. Toch krijg ik nog heerlijk te bikken voor ik ga slaapen, dus is hij nog niet zoo kwaad.

Donderdag 15 Oct 1931.
Bepaald wil ik weer spoedig terug, want ik denk er ook sterk over, om niet langs Rusland te gaan. Misschien dat het niet lukt, en dan heb ik weer eenigen weken voor niets geloopen. Ik neem nu en dan ook maar het besluit om kalmpje rechtstreeks naar huis te loopen, dan kan ik
zoowat eind December thuis zijn. In Hongarijen zal ik nu maar naar Holl. schrijven. Van morgen heb ik alvast naar Calais een brief geschreven naar een Hollander, voor werk. De reis kan ik nu kalmpjes aan doen en beter voor mijn zelf zorgen. Ik ga nu inplaats naar Bukarest  wat ik gister meende naar Budapest en zoo naar Weenen.

Vrijdag 16 Oct 1931.
Zoo had ik hier in een stadje langs de weg werk kunnen krijgen. Groote steenen in kleine stukjes slaan voor 10 dinar per M3  Ik heb het eerst aanvaard, maar daar later mij dat slaapvertrek niet zoo erg frisch leek waar zoon twintig man in 't stroo lagen, heeft ik het werk toch maar weer afgezegd. Denkelijk zal ik nu nog eenigen dagen het dagboek bij houden, tot in Hongarijën, waarna ik het niet meer bijschrijf, daar het nu toch de gewonen terug reis is, en geen doel meer aan verbonden. In Hongarijën zal ik het maar naar Holland sturen, en dan is verder de sok af. Als ik nu echter een kameraad treft, voor zoo ver terug te gaan denk ik dit te doen, daar ik nu toch ook zoo'n haast niet heeft. Ik heeft uitgerekend dat ik er 10 weken over kan doen.

Zondag 18 Oct. 1931.
Wat was dat een vrijdag slecht weer. Ik was 's avonds door en door nat daar ik niet had kunnen schuilen. Ik ben daarom direct naar een herberg gegaan, waar ik voor 5 dinar die nacht geslapen heeft. De anderen dag nu een Zaterdag ben ik er bij de soldaten in geloopen. Zij vertrouwde het niet zonder zoo'n stempel van Joegoe Slaviën, en ik moest mee naar hun kwartier. In alle dorpen liggen hier meestal 4 tot 10 soldaten ingekwartierd en die doen zoo
goed als bij ons de politie, dienst. Toch heb ik bij hun dien middag goed gegeten, en heeft ik ook met een nog mijn laatste natte goed gedroogd, wat van de vorigen dag nog nat was. 'S avonds moest ik naar de naburigen grooten stad. (Irasjer?)  Na daar Zaterdag nacht met drie anderen gevangenen doorgebracht te hebben, krijg ik Zondagsmorgens de gewenschte stempel en kon verder gaan. Dus lang hebben zij mij niet gehouden, en daar was ik mee in mijn schik. Van die anderen gevangenen hoorde ik nog dat er hier in Nisch, een groote gevangenis is waar er wel minsten Vijf à Zesduizend gevangenen zitten, waaronder vele communisten zijn. Thans ga ik nu naar Negotin waar ik dan nog een paar K.M. verder over de Donau kan varen en zoo in Hongarijen kom. Vandaar zal ik nu eens spoedig naar Holl. schrijven, want dat duurt nu wel een beetje te lang. Even wil ik nog schrijven, hoe ik zoo plotseling tot de gedachten kwam om terug te keeren. Niet alleen dat dit noodzakenlijk was als ik 't volgend jaar wilden zwemmen, maar ook daar ik ineens ernstig nadacht, om toch eens een paar maandjes in Frankrijk te gaan werken. Zelf kan ik er niet overuit, dat ik daar voor mijn reis niet ernstiger over nagedacht heeft. 't Eenigste argument daarvoor kan zijn, dat mijn toen alles was tegengeloopen, en ik liever niet meer overdacht. Thans zit ik nu in een dorpsherberg, 35 K.M. van Negotin. Hier mag ik blijven slapen, dus ga ik voor vandaag niet verder. Ook vernam ik hier nog dat mij dit overvaren over de Donau bij Negotin ook nog drie dinar zal kosten. Ook moet ik zeggen dat die stempel op mijn paspoort mooi prijkt, daar het de eerste is. Van middag hield een groep boeren mij nog aan, en vroegen naar mijn legimitatie. Ik nu echter meer
praats hebbend, daar je zelf weet dat 't in orde is, vroeg op mijn beurt naar hun legimitatie. Die hadden zij natuurlijk niet, en tot groot vermaak van de anderen dorpsbewooners, liet ik hun staan en ging gewoon verder ondanks hun groot geschreeuw. Verder kom je hier steeds zigeuners tegen, en 't is geweldig zulke tipische en intersante en gezelligen menschen je daaronder treft. Onder hen tref je werkelijk bewuste menschen aan. Ook moet ik eens schrijven hoe verdrietig en eenzaam ik mij voel op die terug weg. Zoo, dat je alles wel gevoelloos lijk. Toch gaat dit gelukkig weer heen, en des morgens kan je weer gelukkig zijn. Ook als de menschen plotseling blijk geven van hun goedheid, stemd je dit ook weer prettiger. Thans houd ik op met schrijven, want die boeren hier in de herberg gaan onder elkaar te keer, dat hooren en
zien je vergaat.

6de week Maandag 19 Oct. 1931 Negotin.
Zoo ben ik nu dan alweer 10 K.M. van Negotin af en bij de Donau beland. De Donau moet ik nu nog minstens 20 K.M. langs loopen. Deze rivier is hier echter geweldig breed, en loopt de weg er gedurend vlak langs, wat een mooi gezicht geeft. De laatste dagen is 't hier erg regenachtig, en heeft ik nu van mijn regenjas welke ik nog in Duitschland gehad heeft veel plezier. Ook merk ik dat de afstand langs de Donau veel meer is dan ik eerst gerekend had, en
zeker nog wel eenigen dagen noodig heeft eer ik in Hongarijën zit. Verder is 't hier langs de Donau een en al druivenland, en heeft ik vanmiddag al heerlijk wat druiven gegeten van de laatste druiven welke ingehaald worden. Ook kom ik nu pas tot de ontdekking dat je hier in Serbië overal haast voor niets in de herbergen kan slapen, wat je niet gauw bij de boeren treft. Ook nu slaap ik hier in een herberg, vlak bij de Donau waar ik morgen is zal probeeren, in te zwemmen als 't niet te koud is. Van middag heeft ik ook nog zoover met een anderen jongen snuiter meegeloopen welke een Madonnees was. Maar jongen, jongen, wat stapte die kerel vlug. Ik loop nu ook meest zoo langzaam, maar had nu toch aardig werk hem bij  te houden. Veel kijk ik naar die groote booten die op de Donau varen en denk, kon ik maar met zoo eentje mee naar Budapest.

Cladoerva Dinsdag 20 Oct. 1931.
Gisteravond was er ook nog een boer in de herberg, welke voor mij een kamer aan de Herbergier betaalde, zoodat ik vannacht goed geslapen heeft. Ook praate ik nog met die boeren over hun bedrijf, en ook hier probeert steeds meer het groot bedrijf het kleine te onderdrukken.

Woensdag 21 Oct. 1931.
Zoo tof ik gisteren weer zoo'n ijverig hoofdagent van de distriktpolitie met welke ik mee moest, daar mijn paspoort niet helemaal goed zou wezen. Vannacht heeft ik dan ook hier op 't politieburau geslapen, terwijl ik voor vandaag nog niet weet of ik los kom of wat er ook zal gebeuren, veel zullen ze mij wel niet kunnen maken. Ik ben dan ook feitenlijk geheel vrij,
alleen is het zoogenaamd in onderzoek. Vanmorgen ben ik dan ook een beetje de stad ingewandeld, en heeft mij ook nog laten scheren. Ook heb ik mijn schoenen aan laten stikken en er een paar ijzers onder laten slaan wat mij 2 dinar kosten, ook heeft ik nog een 24 dinar over, waar er nog 4 afgaan om de Donau over te varen. Zoodat ik 20 dinar heeft om in te wisselen voor ander geld. Echter ben ik nog niet in Hongarijën als ik over de Donau ben, maar moet eerst nog een klein stukje Roemeniën door. Deze week als ik gauw vrij kom kan ik echter makkenlijk in Hongarijën schrijven naar Holl. Daar ik heden toch niet verder kan, zal ik nu alvast grootendeels die brief maar schrijven daar ik dit dan niet meer behoeft te doen. Na van morgen dan ook gedeeltelijk mijn brief geschreven te hebben en een paar stukjes goed nog uitgewasschen te hebben, werd ik om twaalf uur vrij gelaten. Ik kreeg mijn paspoort terug waar ze weer een groote stempel opgedrukt hebben. Bij die politie zie je
anders veel van die opgeschoten jongens, welke in dienst zijn, en er ook 's nachts slapen. 't Geleek veel op dat wat beschreven staat in de politie spion van Maximvan Gorki, tot zoo ver ik het gade heb kunnen slaan. Verder heb ik nog geprobeerd over de Donau te zwemmen, doch het ging niet, het water was te koud. Als je elke dag tijd had om te zwemmen, zou het
best kunnen. Nu moet ik maar langs de Donau loopen, tot Orsowa, waar ik dan over moet varen wat ook weer geld kost. Die Donau is werkenlijk nog een financiële strop, want hier in Cladoewa vragen ze voor overzetten 10 dinar in plaats van 4 dinar, wat mij echter te duur is. In het dorp Pettawa trof ik een goede herberg waar ik blijf slapen.

Donderdag 22 Oct 1931 Pettawa.
Waar ik half voor vreesde, is mij toch overkomen. Toen ik vanmorgen vroeg met een bootjevoor 5 dinar naar de overkant Roemeniën gevaren was, stuurde de Douane van R. mij behoorlijk terug. Ik moest eerst voor dit land een visum hebben. Dit was een ergen tegenvaller, daar ik nu een heel stuk door Joegoe Slaviën om moet loopen om in Budapest te komen. Ook heb ik er weer 5 dinar voor niets mee uitgegeven. Toch toen ik terug gevaren was en zoo langs de kade liep, had ik een gelukje, en mocht met een net daar vertrekkende
boot mee naar Belgrad varen. Deze bootreis kan zoowat 4 à 5 dagen duren, daar wij ook onderweg nog 3 koolenbooten mee moeten sleepen. Het eten is echter best, zooals ik van middag gehad heeft, dus dat zal wel gaan. Ik heeft een paar Duitsche boeken gekregen om te lezen, en kan nu ook zelf eens mijn dagboek nazien. Het is verder een hele mooie reis, daar hier ook hooge Bergen zijn, waar de Donau doorheen loopt.

Vrijdag 23 Oct 1931.
Nu van nacht heeft ik best geslapen op de boot. Ik word hier zoo'n beetje als gast behandeld, en treft al zeer goed. Ik denk dat ik nog één nachje hier op de boot zal slapen en morgen Zaterdag wel in Belgrad zal zijn. Gelukkig is hier op de boot een jongen die Duitsch kan spreken, en ik dus eenigen aanspraak heeft. Van deze heeft ik ook nu vernomen dat erOorlog is tusschen China en Japan om Mansjoerijën. Verder heeft ik gister mijn dagboek
nagelezen, wat je soms echter zeer slecht kan. Ik stuur het dan ook maar op, omdat ik toch naar Holl. moet schrijven, en sluit deze brief dan maar in het boek. Toch heeft ik nog wel een weekje noodig om van Belgrad naar Hongarijën te komen. Affijn daar is niets aan te doen, de zelvde weg terug is toch ook vervelend. Slechts wil ik nu opmerken daar ik strakjes Serbië verlaat, dat ik van die halfwildheid van dit land weinig gemerk heeft, en weer een
hoogdenkend idee van Joegoe Slavi zelf is denk ik. Mijn mondorgel die ik gekocht had, is door het meerijden met een vrachtauto stuk gegaan en heeft ik maar weggegooid. Veel kan ik er nog niet van, en een anderen koop ik niet meer.

Zaterdag 24 Oct. 1931 Belgrad.
Zoo is de post van morgen vroeg in Belgrad aangekomen. In Belgrad ben ik naar de Hongaarsche gezant gegaan, welke op mijn pas een stempel gedrukt heeft, om twee maanden in Hongarijën te mogen reizen. Dus nu kan ik van uit Belgrad dit Boek naar Holland sturen gelijk met die Brief, terwijl Budapest de plaats voor posterestand voor brieven uit Holland is. Hiermee sluit ik nu mijn dagboek met een kleine eindconcluzie.

Slot Concluzie.
Als men dit gedeeltenlijk reisboek doorbladerd, lijk het misschien op 't eerste moment ontzettend lastig, om op dergelijken wijzen te reizen. Dit is het ook gedeelenlijk wel ns, en de grootste fout is ook, dat ik niets geen kaarten of fotos bij mij had, om iets ruimer te kunnen leven. Als men zooals nu, heelemaal in Serbiën en Oostenrijk enz. enz. zit, en men heeft iets
dergelijks bij zich, is dit altijd beter. Toch kom ik nu weer aardig dicht bij Duitschland, en daar behoef je heelemaal geen zorgen te hebben, daar je er makenlijk en goed kan reizen.

Zaterdag 24 Oct. 1931, Marinus.v.d. Lubbe


******
PS.

Overleden - Leipzig, 10 jan. 1934
  In de zaak Van der Lubbe is tot lang na zijn dood geprocedeerd. In 1967 werd zijn terdoodveroordeling omgezet in acht jaar tuchthuis (maar hoe draai je zoiets terug !!!! In 1980 werd hij na een herzieningsverzoek van onze neef Jan Peute zelfs vrijgesproken (ik kan me de feestvreugde in de familie nog heel goed herinneren). Dit werd later weer ongedaan gemaakt wegens het ontbreken van een wettelijke basis voor de heropening van de zaak. Door toedoen van de Berlijnse advocaat Reinhard Hillebrand werd op 6 december 2007 het doodvonnis tegen Marinus van der Lubbe door het Duitse Federaal Gerechtshof van Karlsruhe opgeheven, waardoor de strafvervolging formeel werd stopgezet en de veroordeelde werd gerehabiliteerd..


De veroordeling.

Marinus van der Lubbe en de Rijksdagbrand by firebert1

PORTRET: M. van der Lubbe.
Marinus (Rinus), Metselaar, bouwvakker,
Brandstichter van het Rijksdaggebouw in Berlijn in 1933, is geboren te Leiden op 13 januari 1909 en onthoofd te Leipzig op 10 januari 1934. 

Hij was de zoon van Franciscus Cornelis van der Lubbe, marskramer, en Petronella van Haandel, dienstmeisje. Van der Lubbes moeder, een rooms-katholieke Brabantse boerendochter, was eerder getrouwd geweest met de koloniale officier Van Peuthe, met wie zij vier kinderen kreeg. Door haar overgang naar het gereformeerde geloof brak de familie met haar. (de werkelijke reden voor de scheiding was haar overspel met Van der Lubbe vanwie zij een kind baarde nog gehuwd zijnde met Peute) Na van haar eerste man gescheiden te zijn hertrouwde zij in 1904 met de 41-jarige marskramer van der Lubbe met wie zij nog eens drie kinderen kreeg van wie Rinus de jongste was. De steeds slechter wordende verhouding tussen zijn ouders vergalde zijn kinderjaren. Ten slotte liet zijn vader, die toch al veel van huis was en aan de drank raakte, het gezin in 1914 in de steek. Zijn lichamelijk zwakke en sterk astmatische moeder verhuisde naar Den Bosch. Zij dreef overdag een klein winkeltje en zwoegde 's avonds tevergeefs om haar huis en vele kinderen er netjes te doen uitzien. Rinus was meest op zichzelf aangewezen en verbleef zelfs enige weken in een tehuis voor verwaarloosde kinderen... Toen hij twaalf jaar was, stierf zijn moeder. Zijn halfzusje Annie (Peute) gehuwd met Jacobus Lambertus Sjardijn in Leiden, die zelf met drie kleine kinderen zat en het niet breed had, nam hem bij zich in huis. Vooreerst ging hij nog naar school en leerde daar met graagte en met redelijk goede resultaten. Moeilijkheden of wanordelijkheden schijnt hij niet veroorzaakt te hebben. Ook ging hij, overeenkomstig de protestantse geloofsovertuiging in het ouderlijk huis, op zondag trouw naar de kerk. Zijn zwager liet hem met dertien jaar het metselaarsvak leren, overdag bij een baas, 's avonds op een ambachtsschool. Zijn medearbeiders waren vooral geïmponeerd door zijn buitengewone lichaamskracht en noemden hem Dempsey, naar het toenmalige boksidool. Toen hij zestien jaar was, kreeg Van der Lubbe kalk in zijn ogen en verloor een deel van zijn gezichtsvermogen. Hij was niet langer in staat zijn beroep uit te oefenen en ontving een invaliditeitsuitkering. Voor deze jonge arbeider, die zo sterk lichamelijk leefde, betekende dit een ramp.Tijdens het werk in de bouw werd Van der Lubbes politieke interesse gewekt. Met zestien jaar sloot hij zich aan bij de Communistische Jeugdbond (CJB). Zijn gedwongen nietsdoen tijdens zijn ziekte stimuleerde het nadenken over de maatschappij. Hij leende geregeld boeken uit de Openbare Leeszaal. Gezien zijn lage uitkering moest hij bijverdienen. Afwisselend was hij hulpkelner, sjouwer, veerman en slagersjongen. Door zijn communistische overtuiging raakte hij in conflict met zijn christelijke zwager en moest het huis uit. Piet van Albada, een student, verleende hem onderdak. Vrouw Van Zijp, bijwie deze inwoonde, ontfermde zich over Van der Lubbe. In de acties van de CJB onderscheidde Van der Lubbe zich door durf, lichaamskracht en debatvaardigheid. Vooral in de werklozendemonstraties weerde hij zich en kwam op hardhandige wijze met de politie in aanraking. Begin jaren dertig maakte zich een grote onrust van hem meester. Het lukte hem steeds minder zich te voegen. Enige malen bedankte hij voor de CJB en meldde zich vervolgens weer aan als lid. Steeds omvangrijker trektochten maakte hij door Europa. Hij droomde ervan de prijs van f 5000,- te verdienen die het weekblad 'Het Leven' uitgeloofd had voor degene die het Kanaal zou overzwemmen, maar het weer bleef aanhoudend te slecht. In 1931 wilde hij met een vriend een reis naar de Sovjet-Unie maken en het geld daarvoor verdienen door ansichtkaarten te verkopen waar zij samen opstonden met een passend onderschrift. Dit mocht niet van de Communistische partij in Nederland (CPN), waarbij hij zich had aangesloten, en daar hij het planniet opgaf, leidde dit tot zijn royement op 15 april uit de CPN en even later ook uit de CJB. Door Piet van Albada kwam Van der Lubbe steeds nauwer in contact met het radencommunisme, dat de nadruk legde op het zelfdoen van de arbeiders en niets wilde weten van politieke partijen en vakbonden. In deze jaren van massawerkloosheid, die vooral de jonge generatie trof, ontwikkelde zich een inter-Europese tippelbroederschap. Slapend in nachtasiels voor onbehuisden of bij boeren in een schuur, lange afstanden te voet afleggend of meerijdend met vrachtwagens, muziekmakend, kleine karweitjes verrichtend of vervallend tot bedelarij en kleine diefstallen, trokken de meest ondernemende jonge werklozen door Europa. Bij hen voelde Van der Lubbe zich thuis. Hij deed echter alles om niet te verpauperen.Hij zag kans van zijn uitkering rond te komen en verviel niet tot bedelen. Van alcohol moest hij niets weten. Een tijdlang hield hij een dagboek bij. Zijn plan het Kanaal over te zwemmen had hij intussen niet opgegeven. Hij keerde daarvoor in 1932 naar Leiden terug. Wegens het ingooien van ruiten bij Maatschappelijk Hulpbetoon, waarmee hij een conflict had, zat hij van 12 juli tot 2 oktober 1932 een straf uit in de gevangenis te Scheveningen.
Daarna zette hij zijn eenmansoorlog met Maatschappelijk Hulpbetoon voort. Hij ging in hongerstaking en moest uiterst verzwakt in een ziekenhuis opgenomen worden.In januari 1933, toen in Duitsland Hitler aan de macht kwam, lag Van der Lubbe opnieuw in het ziekenhuis, ditmaal om voor zijn ogen behandeld te worden. In deze gespannen situatie van rechtse terreuren linkse dadenloosheid trok Van der Lubbe, zodra hij hiertoe in staat was, naar Berlijn waar hij op 18 februari arriveerde. Overal constateerde hij doffe gelatenheid. In hem groeide de overtuiging dat hij de arbeiders door een opzienbarende terreurdaad wakker moest schudden. Na eerst vergeefs geprobeerd te hebben een gebouw van het door hem verafschuwde Maatschappelijk Hulpbetoon en nog twee andere officiële gebouwen in brand te steken, viel zijn oog op het Rijksdaggebouw. Van der Lubbe trapte in de avond van 27 februari een ruit in, wrong zich naar binnen en om even over negenen stond het gebouw in lichtelaaie. Hij werd ter plekke gearresteerd. Hitler verklaarde dat God hiermee het teken gaf om de communisten met ijzeren vuist te vernietigen. Een golf van staatsterreur rolde over Duitsland en duizenden communisten, sociaal-democraten en andere tegenstanders van het nationaal-socialisme werden gearresteerd. De brand was niet het sein tot de opstand van de arbeidersklasse maar een middel dat Hitler vaardig hanteerde om zijn macht verder te consolideren. Een groot openbaar proces moest aantonen dat de communisten verantwoordelijk waren voor de brandstichting.
Samen met Van der Lubbe stonden Georgi Dimitrof, een Bulgaarse communist, twee landgenoten, die zich eveneens illegaal in Berlijn bevonden, en een Duitser terecht... De Komintern ging tot de tegenaanval over en wees de nationaal-socialisten zelf als de brandstichters aan. Van der Lubbe zou daarbij een werktuig in hun handen geweest zijn. In een 1933 in Parijs uitgegeven Bruinboek werd Van der Lubbe voorgesteld als een praalhans, geestelijk zwakbegaafd en homoseksueel. Tegenover deze op grote schaal verbreide communistische laster stond het door politieke vrienden van Van der Lubbe uitgegeven ROODBOEK , waarin onder meer het genoemde dagboek en brieven stonden afgedrukt. Maar dit bereikte slechts een kleine kring. Niettemin is dit een 'document humain', dat een overtuigend bewijs vormde van de integriteit van Van der Lubbe als hoogstaand mens en hartelijk kameraad. Het proces, dat in Leipzig op 21 september 1933 begon en tot 23 december duurde, eindigde met de terdoodveroordeling van Van der Lubbe en de vrijspraak van de andere verdachten. Tijdens het proces verviel Van der Lubbe in halsstarrig zwijgen. De eenzame opsluiting, voor het grootste deel geboeid, en de onophoudelijke verhoren zullen hem gesloopt hebben. Erger voor hem was dat zijn daad een averechts effect had. Communisten en nationaal-socialisten gaven elkaar over en weer de schuld. Waarom wilde niemand geloven dat hij het alleen gedaan had? ........ ..Het doodvonnis betekende een grote rechtsverkrachting, want op brandstichting stond maximaal vijftien jaar gevangenisstraf, maar de noodverordening van 28 februari werd op hem van toepassing verklaard zodat zijn daad als hoogverraad gold. Gratieverzoeken werden afgewezen en 10 januari 1934 viel het hoofd van Rinus van der Lubbe onder de valbijl.

Nota’s over de persoon Marinus van der Lubbe (Leiden, 13 januari 1909 – Leipzig, 10 januari 1934) was een Nederlandse communist die ter dood werd veroordeeld als brandstichter van het Rijksdaggebouw (der Reichstag, het Duitse parlementsgebouw) in Berlijn op 27 februari 1933. Hij was het eerste Nederlandse nazislachtoffer. Zijn daad en zijn dood hadden in Duitsland, in Nederland en internationaal enorme gevolgen: de nazi's wonnen een week later de Duitse verkiezingen, en o.m. Nobelprijswinnaar Albert Einstein nam door de brand en het proces tegen Van der Lubbe stelling tegen de nazi's. De nazi's gebruikten de gelegenheid om de Duitse communisten volledig uit te schakelen en hen op te sluiten in concentratiekampen.

Het Roodboek  voor ieder die de waarheid wil weten...

No comments:

Post a Comment

Comments will await moderation.

Note: Only a member of this blog may post a comment.