De oorsprong van de Raaf als symbool in de familielijn gaat diverse kanten op. Het gebruik van Latijnse, Duitse en Franse benamingen met hun varianten in dialecten en schrijfwijzen maakt het zoeken er niet gemakkelijker op. De Raaf was, naast de Duitse Adelaar, een populaire vogel om als symbool voor een familie of scholing te fungeren. De latere heraldiek en oudere familieschilden zijn hier een voorbeeld van. Het aangaan van nauwere familiebanden met 'soortgenoten' werd dan ook vaak weergegeven door meerdere vogels op het schild af te beelden. Eén van de oudste afbeeldingen die ik heb kunnen vinden, met een directe link naar Münster, is het wapen van Corbie waar de Raaf op prijkt.
Wapen van de Abdij Corbie
Van hier gaat de naam Corvey (zie artikel op deze site) na het jaar 823 de gehele Rijnstaat door met een groot aantal vestigingen, Bisdommen en Abdijen. Deze naam staat voor de school, stroming of gemeenschap en is géén familienaam. Praktisch zou dat ook niet kunnen omdat deze hogere geestelijken een celibatair (ongehuwd) leven leidden en derhalve geen familienaam doorgaven...De Raaf echter werd wel doorgegeven.
De Corvinstam uit Hongarije die een familieband was aangegaan met een adellijke Poolse clan voerde dit schild. De ring als symbool voor boodschapper van de koning en het hoefijzer voor de ruiterij/leger.
Bij 'Rabensiegel' staan de diverse zegels en wapens afgebeeld.
Het familiewapen uit 1415 dat Gottschalk Corvus voor zijn zoon
Graaf Friedrich Rabe von Canstein maakte zag er zo uit:
von Pappenheim en von Canstein
werden met dit wapen geïdentificeerd:
De stamvader van de Pappenheimers was ridder Rabe von Pappenheim , rentmeester van het Corvey klooster in het begin van de 12e eeuw. De familie bezat veel 'goederen' in en rond Warburg en bezat het Graafschap over de stad. Het geslacht heeft dezelfde stamboom als de 'Heren van Canstein' en de 'Heren van Calenberg', die een identiek wapen voeren.
Rabe von Pappenheim, bijgenaamd 'de Rijke' , kreeg van Fürstbischof Günther von Schwaleberg, na het succesvolle einde van een oorlog tussen Keulen en Paderborn, het beheer over de burcht op Calenberg en noemde zich na de restauratie: Rabe von Calenberg.
""""
Canstein:
De oudste schriftelijke vermelding van het kasteel Canstein dateert uit 1080, toen "Reinboldus de Canstein" (uit de familie van de graven van Everstein) het beschreef in 1120 als "castrum Cahenstein" als leengoed aan de aartsbisschop van Mainz..Reinboldus had het kasteel met de bijbehorende goederen en slaven verkocht op een niet nader vermeld tijdstip aan het aartsbisdom Mainz. Het werd echter vrij snel weer teruggegeven...Der Kölner Erzbischof Walram belehnte im Jahr 1342 die aus der Gegend von Warburg stammenden „Gebrüder von Pappenheim“ (Rave den Älteren, Rave den Jüngeren und Herbold) erneut mit der Herrschaft Canstein und beauftragte sie, auf eigene Kosten eine neue Burg zu bauen. Diese diente der Sicherung der kurkölner Landesgrenzen gegen den Grafen von Waldeck und das Bistum Paderborn. Belehnung und Burgbau brachten erneut Streit mit den benachbarten Grafen von Waldeck, die territoriale Ansprüche auf die Herrschaft stellten. Die Waldecks erbauten zum Trotz eine Burg gegenüber von Canstein, die sie Grimmenstein nannten. Die nachfolgende Fehde endete mit einem Vergleich, Waldeck musste den Grimmenstein 1346 wieder abbrechen. (Es kam jedoch in den folgenden Jahrhunderten immer wieder zu Grenzstreitigkeiten, die erst 1648 in Artikel IV des Westfälischen Friedens endgültig beigelegt werden konnten, in dem Waldeck auf seine Territorialansprüche verzichtete.)
De Raben von Pappenheim noemden zich nu: Raben von Canstein.
De Heerschappij ging over de plaatsen:
Canstein, Heddinghausen, Udorf, Leitmar en Borntosten. Onder de Cansteins bereikte het Heerschap, dat zowel de lagere als de hogere rechtsorde omvatte, de zgn. Reichsunmittelbaren Status een bijna koninklijke status.
Zie meer over de Raven: